Читать онлайн книгу "De Magische Fabriek"

De Magische Fabriek
Morgan Rice


“Een machtig begin van een serie die strijdlustige protagonisten combineert met uitdagende omstandigheden. Dit zal niet alleen jongvolwassenen aanspreken, maar ook volwassen fantasy-fans die op zoek zijn naar epische verhalen, gevoed door sterke vriendschappen en tegenstanders.”– Midwest Book Review (Diane Donovan) (over Een Troon voor Zusters)“De verbeeldingskracht van Morgan Rice kent geen grenzen!”– Books and Movie Reviews (over Een Troon voor Zusters)De #1 bestverkopende fantasy-auteur Morgan Rice komt met een nieuwe serie voor jonge tieners – én volwassenen! Fans van Harry Potter en Percy Jackson: zoek niet verder!DE MAGISCHE FABRIEK: OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS (BOEK 1) vertelt het verhaal van de 11-jarige Oliver Blue, een jongen die ongeliefd is bij zijn hatelijke familie. Oliver weet dat hij anders is en voelt dat hij krachten bezit die anderen niet hebben. Geobsedeerd door uitvindingen is Oliver vastberaden om aan zijn afschuwelijke leven te ontsnappen en iets belangrijks na te laten in de wereld.Wanneer Oliver voor de zoveelste keer moet verhuizen wordt hij in een nieuwe klas geplaatst, een die nog erger is dan de vorige. Hij wordt gepest en buitengesloten en ziet geen uitweg. Maar wanneer hij op een verlaten fabriek stuit, vraagt hij zich af of zijn dromen misschien toch nog uit zullen komen.Wie is de mysterieuze oude uitvinder die zich in de fabriek heeft verborgen? Wat is zijn geheime uitvinding?En zal Oliver echt terug in de tijd reizen, naar een magische school in 1944 waar kinderen net zulke krachten hebben als hij?DE MAGISCHE FABRIEK is een hartverwarmende fantasy, het eerste boek in een meeslepende nieuwe serie vol magie, liefde, humor, verdriet, tragedie, lotsbestemmingen en een aantal schokkende wendingen. Oliver Blue zal je hart veroveren en het zal lastig worden om je boek neer te leggen. Boek 2 in de serie (DE BOL VAN KANDRA) en Boek 3 (DE OBSIDIANS) zijn nu ook beschikbaar! “Dit is het begin van iets wonderbaarlijks.” – San Francisco Book Review (over Een Zoektocht van Helden)







DE MAGISCHE FABRIEK



(OLIVER BLUE en de SCHOOL voor zieners—BOeK een)



MORGAN RICE


Morgan Rice



Morgan Rice is de #1 bestverkopende en USA Today bestverkopende auteur van de epische fantasy serie DE TOVENAARSRING, die bestaat uit zeventien boeken; van de #1 bestverkopende serie DE VAMPIERVERSLAGEN, die bestaat uit twaalf boeken; van de #1 bestverkopende serie DE SURVIVAL TRILOGIE, een post-apocalyptische actiethriller bestaande uit twee boeken; en van de epische fantasy serie KONINGEN EN TOVENAARS, die bestaat uit zes boeken; en van de nieuwe epische fantasy serie OVER KRONEN EN GLORIE. Morgans boeken zijn verkrijgbaar in audio en print edities, en vertalingen van de boeken zijn verkrijgbaar in meer dan 25 talen.



Morgan hoort graag van je, dus breng gerust een bezoekje aan www.morganricebooks.com om je in te schrijven voor de nieuwsbrief, een gratis boek te ontvangen, gratis giveaways te ontvangen, de gratis app te downloaden, op de hoogte te blijven van het laatste nieuws, en via Facebook en Twitter in contact te blijven!


Geselecteerde bijvalsbetuigingen voor Morgan Rice



“Als je dacht dat er geen reden meer was om te leven na het einde van DE TOVENAARSRING serie, dan had je het mis. Met DE OPKOMST VAN DE DRAKEN komt Morgan Rice wederom met wat een briljante nieuwe serie belooft te zijn. We worden verzwolgen door een fantasie over trollen en draken, moed, eer, magie en geloof in je lotsbestemming. Morgan is er weer in geslaagd om sterke personages neer te zetten, voor wie we op elke pagina juichen… Aanbevolen voor de permanente bibliotheek van iedereen die houdt van een goed geschreven fantasy novel.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“Een fantasy vol actie, die ongetwijfeld fans van Morgan Rice’s voorgaande novels zal bekoren, evenals fans van werken zoals THE INHERITANCE CYCLE van Christopher Paolini… Fans van Young Adult fictie zullen dit meest recente werk van Rice verslinden en smeken om meer.”

--The Wanderer, A Literary Journal (over De Opkomst van de Draken)



“Een fantasy waarbij elementen van mysterie en intriges in de verhaallijn zijn verweven. Een Zoektocht van Helden draait om moed en om het besef dat een levensdoel leidt tot groei, volwassenheid en excellentie… Voor degenen die op zoek zijn naar stevige fantasy avonturen bieden de protagonisten en de actie een krachtige verzamelingen ontmoetingen die zich richten op Thors evolutie van een dromerig kind naar een jonge volwassene, met onmogelijke overlevingskansen… Het begin van een veelbelovende epische tienerserie.”

--Midwest Book Review (D. Donovan, eBook Reviewer)



“DE TOVENAARSRING heeft alle ingrediënten voor direct succes: samenzweringen, intriges, mysterie, dappere ridders en opbloeiende relaties, compleet met gebroken harten, bedrog en verraad. Het zal je urenlang boeien en is geschikt voor alle leeftijden. Aanbevolen voor de permanente collectie van alle liefhebbers van fantasy.”

--Books and Movie Reviews, Roberto Mattos



“In dit met actie gevulde eerste boek uit de epische Tovenaarsring serie (die nu 14 boeken bevat), stelt Rice de lezers voor aan de 14-jarige Thorgrin “Thor” McLeod, die ervan droomt om zich aan te sluiten bij de krijgsmacht van de Zilveren, de elite ridders die de koning dienen… Rice schrijft goed en de premisse is intrigerend.”

--Publishers Weekly


BOEKEN VAN MORGAN RICE



OLIVER BLUE EN DE SCHOOL VOOR ZIENERS

DE MAGISCHE FABRIEK (boek 1)

DE BOL VAN KANDRA (boek 2)



DE INVASIE KRONIEKEN

TRANSMISSIE (boek 1)



DE WEG VAN STAAL

ALLEEN DE WAARDIGE (boek 1)

ALLEEN DE DAPPERE (boek 2)

ALLEEN DE VOORBESTEMDE (boek 3)



EEN TROON VOOR ZUSTERS

EEN TROON VOOR ZUSTERS (boek 1)

EEN HOF VOOR DIEVEN (boek 2)

EEN LIED VOOR WEZEN (boek 3)



OVER KRONEN EN GLORIE

SLAAF, KRIJGER, KONINGIN (boek 1)

REBEL, GEVANGENE, PRINSES (boek 2)

RIDDER, ERFGENAAM, PRINS (boek 3)

OPSTANDELING, PION, KONING (boek 4)

SOLDAAT, BROEDER, TOVENAAR (boek 5)

HELD, VERRADER, DOCHTER (boek 6)

HEERSER, RIVAAL, BANNELING (boek 7)

OVERWINNAAR, VERLIEZER, ZOON (boek 8)



KONINGEN EN TOVENAARS

DE OPKOMST VAN DE DRAKEN (boek 1)

DE OPKOMST VAN DE HELDHAFTIGE (boek 2)

DE ZWAARTE VAN EER (boek 3)

EEN SMIDSVUUR VAN MOED (boek 4)

EEN RIJK VAN SCHADUWEN (boek 5)

NACHT VAN DE DAPPEREN (boek 6)



DE TOVENAARSRING

EEN ZOEKTOCHT VAN HELDEN (boek 1)

EEN MARS VAN KONINGEN (boek 2)

EEN LOT VAN DRAKEN (boek 3)

EEN SCHREEUW VAN EER (boek 4)

EEN GELOFTE VAN GLORIE (boek 5)

EEN AANVAL VAN MOED (boek 6)

EEN RITE VAN ZWAARDEN (boek 7)

EEN GIFT VAN WAPENS (boek 8)

EEN HEMEL VAN SPREUKEN (boek 9)

EEN ZEE VAN SCHILDEN (boek 10)

EEN BEWIND VAN STAAL (boek 11)

EEN LAND VAN VUUR (boek 12)

EEN HEERSCHAPPIJ VAN KONINGINNEN (boek 13)

EEN EED VAN BROEDERS (boek 14)

EEN DROOM VAN STERVELINGEN (boek 15)

EEN TOERNOOI VAN RIDDERS (boek 16)

DE GAVE VAN STRIJD (boek 17)



DE SURVIVAL TRILOGIE

ARENA ÉÉN: SLAVENDRIJVERS (boek 1)

ARENA TWEE (boek 2)

ARENA DRIE (boek 3)



VAMPIER, GEVALLEN

VOOR ZONSOPKOMST (boek 1)



DE VAMPIERVERSLAGEN

VERANDERD (boek 1)

GELIEFD (boek 2)

VERRADEN (boek 3)

VOORBESTEMD (boek 4)

BEGEERD (boek 5)

VERLOOFD (boek 6)

GEZWOREN (boek 7)

GEVONDEN (boek 8)


Wist je dat ik meerdere series heb geschreven? Als je ze nog niet allemaal hebt gelezen, klik dan op de onderstaande afbeelding om een serie starter te downloaden!









Wil jij ook gratis boeken?



Schrijf je in voor de e-mail lijst van Morgan Rice en ontvang 4 gratis boeken, 3 gratis kaarten, 1 gratis app, 1 gratis game, 1 gratis graphic novel en exclusieve giveaways! Om je in te schrijven ga je naar:

www.morganricebooks.com (http://www.morganricebooks.com)



Copyright В© 2018 door Morgan Rice. Alle rechten voorbehouden. Behalve zoals toegestaan onder de V.S. Copyright Act van 1976, mag geen enkel deel van deze publicatie worden gereproduceerd, gedistribueerd of overgedragen worden, in wat voor vorm dan ook, of worden opgeslagen in een database of zoeksysteem, zonder de voorafgaande toestemming van de auteur.

Dit ebook is uitsluitend voor jou persoonlijk bedoeld. Dit ebook mag niet doorverkocht worden of weggeven worden aan andere mensen. Als je dit boek met iemand anders wil delen, schaf dan alsjeblieft een extra exemplaar aan voor elke ontvanger. Als je dit boek leest en je hebt het niet aangeschaft, of het is niet voor jouw gebruik aangeschaft, geef het dan terug en schaf je eigen exemplaar aan. Bedankt voor het respecteren van het harde werk van deze auteur.

Dit is een werk van fictie. Namen, personages, bedrijven, organisaties, plaatsen, evenementen en incidenten zijn een product van de fantasie van de auteur of zijn fictief gebruikt. Enige overeenkomst met echte personen, levend of dood, is geheel toevallig.


INHOUD



HOOFDSTUK EEN (#u9b54748a-ecb5-5bcd-8b47-3f96b37e0ec6)

HOOFDSTUK TWEE (#u95f0b989-9eb9-5d90-a897-3e674c1e66d8)

HOOFDSTUK DRIE (#u388b7b94-4190-55ba-a81b-e3025b6ba79b)

HOOFDSTUK VIER (#u76e41fcf-07ff-551b-b560-2741a3e5cd8e)

HOOFDSTUK VIJF (#uf9debce3-f8a8-5001-b2c5-0a6767aa15c0)

HOOFDSTUK ZES (#u0ee6020b-106c-5de8-8a21-34edb10fac5d)

HOOFDSTUK ZEVEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHT (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ELF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWAALF (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VEERTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENTIEN (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK EENENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK TWEEГ‹NDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK DRIEГ‹NDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIERENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK VIJFENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZESENDERTIG (#litres_trial_promo)

HOOFDSTUK ZEVENENDERTIG (#litres_trial_promo)




HOOFDSTUK EEN


Oliver Blue keek om zich heen in de donkere, sombere kamer. Hij zuchtte. Dit nieuwe huis was net zo erg als het laatste. Hij hield zijn koffer stevig in zijn handen geklemd.

“Mam?” zei hij. “Pap?”

Ze draaiden zich beiden naar hem om. Hun gezichten stonden zoals altijd op onweer.

“Wat, Oliver?” zei zijn moeder op bittere toon. “Als je wil zeggen dat je dit huis haat, hou dan je mond. Het is het enige dat we ons kunnen veroorloven.”

Ze leek meer gestrest dan gewoonlijk.

Oliver hield zijn mond. “Laat maar,” mompelde hij.

Hij draaide zich om en ging de trap op. Boven kon hij zijn oudere broer, Chris, al horen rondstampen. Zijn gemene, lompe broer scheurde altijd door elk nieuw huis om de beste slaapkamer te claimen voordat Oliver de kans kreeg.

Met zijn koffer in zijn hand sjokte hij naar boven. Op de overloop trof hij drie deuren aan. Achter de eerste deur zat een badkamer, de volgende leidde naar een grote slaapkamer met een tweepersoonsbed. In de derde kamer lag Chris als een zeester uitgespreid op bed.

“Waar is mijn kamer?” vroeg Oliver hardop.

Alsof ze zijn vraag al verwacht had, schreeuwde zijn moeder naar boven. “Er is maar één kamer. Jullie zullen moeten delen.”

Oliver werd overspoeld door een golf van paniek. Delen? Dat was niet een woord dat in Chris’ woordenboek stond.

Zowaar, Chris zat meteen rechtop. Hij denderde naar Oliver toe en drukte hem tegen de muur. Oliver liet een luid oef horen.

“Wij delen níéts,” siste Chris naar hem. “Ik ben dertien jaar oud, ik deel geen kamer met een BABY!”

“Ik ben geen baby,” stamelde Oliver. “Ik ben elf.”

Chris sneerde: “Precies. Een kleine opdonder. Dus ga maar naar beneden en zeg tegen mam en pap dat je niet wil delen.”

“Vertel het ze zelf maar,” gromde Oliver. “Aangezien jij degene bent die er een probleem mee heeft.”

Chris’ dreigende blik werd steeds intenser. “En mijn reputatie als de favoriete zoon verpesten? Echt niet. Jij doet het.”

Oliver wist wel beter dan Chris verder uitdagen. Zijn broer kon over de kleinste dingen uit zijn slof schieten. Oliver had de pech dat hij het kleine broertje van Chris Blue was en hij had door de jaren heen geleerd om voorzichtig te zijn. Hij wist hoe hij met het opvliegende karakter van zijn broer moest omgaan. Hij probeerde met hem te redeneren.

“Er is geen andere plek om te slapen,” zei hij. “Waar moet ik dan heen?”

“Niet mijn probleem,” antwoordde Chris, terwijl hij Oliver nog een duw gaf. “Voor mijn part slaap je bij de muizen in het keukenkastje onder de gootsteen. Maar je deelt geen kamer met mij.”

Hij zwaaide met zijn vuist in de lucht, een bedreiging die geen uitleg behoefde. Er was niets meer te zeggen. Met een diepe zucht kwam Oliver bij de muur vandaan, streek zijn gekreukelde kleren glad en sjokte weer naar beneden.

Zijn grote broer stampte achter hem aan en gaf hem nog een duw met zijn elleboog.

“Oliver zegt dat hij niet wil delen,” brulde Chris, terwijl hij langs hem heen liep.

Oliver hoorde mam, pap en Chris in de huiskamer ruziГ«n over de slaapplaatsen. Hij vertraagde zijn pas. Hij had niet bepaald zin om verwikkeld te raken in deze discussie.

Oliver had onlangs een nieuwe omgangsstrategie geleerd voor wanneer er ruzies ontstonden. Dan stuurde hij zijn geest naar een andere plek, een soort droomwereld waar alles kalm en veilig was, waar zijn verbeelding de enige grens was. Daar ging hij nu ook heen. Hij sloot zijn ogen en stelde zich voor dat hij in een grote fabriek stond, omgeven door ongelofelijke uitvindingen. Vliegende draken van messing en koper, enorme stoommachines met draaiende tandwielen. Oliver was dol op uitvindingen, dus een grote fabriek gevuld met magische uitvindingen was precies het soort plek waar hij zou willen zijn. Alles was beter dan hier, in dit afschuwelijke huis met zijn afschuwelijke familie.

Ineens bracht de schrille stem van zijn moeder hem terug naar de realiteit.

“Oliver! Waarom doe je zo moeilijk?”

Oliver slikte en nam de laatste trede. Tegen de tijd dat hij in de woonkamer kwam, stonden ze hem met hun armen over elkaar op te wachten, met bijpassende dreigende blikken.

“Je weet dat er maar twee kamers zijn,” begon pap.

“En je maakt stampij door te zeggen dat je niet wil delen,” vervolgde mam.

“Wat moeten we dan?” voegde pap eraan toe. “We hebben het geld niet om jullie allebei een eigen slaapkamer te geven.”

Oliver wilde naar ze schreeuwen dat dit allemaal Chris’ schuld was, maar hij wist waar zijn broer toe in staat was. Chris stond daar maar chagrijnig naar hem te kijken. Er was niets wat Oliver kon doen behalve de wrede, onrechtvaardige woorden van zijn ouders over zich heen laten komen.

“Dus?” wilde mam weten. “Waar is zijne heerschap dan precies van plan om te gaan slapen?”

Chris grijnsde toen Oliver om zich heen keek. Voor zover hij kon zien was de benedenverdieping een L-vormige ruimte, bestaande uit een woonkamer die naar een soort eetkamer liep – in feite niets meer dan een hoek met een gammele tafel – met om de hoek een keuken. Er was geen extra kamer beneden.

Oliver kon het niet geloven. Al hun huizen waren verschrikkelijk geweest, maar hij had tenminste een slaapkamer gehad.

Achter zich zag Oliver een kleine nis, waarschijnlijk van een kachel die jaren eerder was weggehaald. Het was weinig meer dan een alkoof, maar wat moest hij anders? Hij zou in een hoek moeten slapen! Zonder privacy!

En hoe moest het dan met al zijn geheime uitvindingen waar hij ’s nachts aan werkte? Hij wist dat Chris ze kapot zou maken als hij ze ontdekte. Hij zou zijn uitvindingen waarschijnlijk tot stof vertrappen. Zonder een eigen kamer en een plek om al zijn geheime ditjes en datjes te bewaren zou Oliver er helemaal niet meer aan kunnen werken!

Oliver overwoog serieus of het keukenkastje misschien zelfs beter zou zijn. Toen bedacht hij dat muizen die aan zijn uitvindingen knabbelden net zo erg zouden zijn als Chris die ze vertrapte. Dus hij nam een beslissing. Met een beetje creativiteit – een gordijn, een plank, wat lampjes, dat soort dingen – zou de alkoof bíjna een slaapkamertje kunnen zijn.

“Daar,” zei Oliver zachtjes. Hij wees naar de alkoof.

“Daar?” riep zijn moeder uit.

Chris bulderde van het lachen. Oliver keek hem dreigend aan. Pap schudde alleen zijn hoofd.

“Het is een vreemde jongen,” zei hij luchthartig en tegen niemand in het bijzonder. Toen zuchtte hij overdreven, alsof deze onenigheid erg vermoeiend voor hem was. “Maar als hij in de hoek wil slapen, laat hem dan maar. Ik weet niet meer wat ik met hem aan moet.”

“Best,” zei mam geërgerd. “Maar je hebt gelijk. Hij wordt elke dag merkwaardiger.”

De drie draaiden zich om en liepen naar de keuken. Chris wierp Oliver over zijn schouder een grijns toe. “Freak,” fluisterde hij.

Oliver haalde diep adem. Hij slenterde naar de alkoof en zette zijn koffer op de grond. Er was geen plek om zijn kleren op te bergen; geen planken of laden, vrijwel geen ruimte voor zijn bed – ervan uitgaande dat zijn ouders een bed voor hem hadden gekocht. Maar hij kon er wel wat van maken. Hij kon een gordijn ophangen voor privacy, een paar houten planken maken en een grote lade timmeren voor onder zijn bed – het bed dat hij hoopte te krijgen – zodat hij in elk geval een veilige plek had om zijn uitvindingen te bewaren.

Trouwens, als hij het positief bekeek – iets wat Oliver altijd heel hard probeerde – hij zat hier vlak naast een groot raam, wat betekende dat hij voldoende licht had en lekker naar buiten kon kijken. Hij leunde met zijn ellebogen op de vensterbank en staarde naar buiten. Het was een grijze, stormachtige oktoberdag en het afval waaide door de straten. Tegenover zijn huis stond een beschadigde auto en een roestige wasmachine die daar gedumpt leek te zijn. Het was beslist een arme buurt, besloot Oliver. Een van de slechtste buurten waar ze ooit hadden gewoond.

De wind raasde en deed het glas in de ramen trillen en er kwam tocht door een kier in het houtwerk. Oliver huiverde. Deze oktober was veel kouder dan het normaal gesproken was in New Jersey. Hij had zelfs op de radio gehoord dat er een grote storm naderde. Maar Oliver was dol op storm, zeker wanneer die gepaard ging met donder en bliksem.

Hij snoof toen hij de geur van eten rook. Hij draaide zich weg van het raam en liep de hoek om naar de keuken. Zijn moeder stond voor het aanrecht in een grote pan te roeren.

“Wat eten we?” vroeg hij.

“Vlees,” zei ze. “En aardappelen. En erwten.”

Olivers maag knorde bij het vooruitzicht. Zijn familie at altijd eenvoudige maaltijden, maar dat vond Oliver niet zo erg. Hij had een eenvoudige smaak.

“Ga jullie handen wassen, jongens,” zei pap vanaf waar hij aan tafel zat.

Vanuit zijn ooghoek zag Oliver Chris’ gemene grijs. Hij wist nu al dat zijn broer weer een wreed plannetje voor hem in petto had. Het laatste dat hij wilde was vast komen te zitten in de badkamer met Chris, maar pap keek weer op en fronste.

“Moet ik alles twee keer zeggen?” klaagde hij.

Hij kon er niet onderuit. Oliver verliet de keuken met Chris op zijn hielen. Hij haastte zich de trap op en sprintte naar de badkamer in een poging zijn handen te wassen en er zo snel mogelijk weer weg te zijn. Maar Chris zat vlak achter hem en zodra ze buiten gehoorbereik van hun ouders waren, greep hij Oliver vast en duwde hem tegen de muur.

“Raad eens, snotneus,” zei hij.

“Wat?” zei Oliver, die zich schrap zette.

“Ik heb heel, heel veel honger vanavond,” zei Chris.

“Dus?” antwoordde Oliver.

“Dus, ik mag jouw avondeten, toch? Je gaat tegen mam en pap zeggen dat je geen honger hebt.”

Oliver schudde zijn hoofd. “Ik heb je de slaapkamer al gegeven!” sprak hij Chris tegen. “Laat me op zijn minst mijn aardappelen eten.”

Chris lachte. “Echt niet. We beginnen op een nieuwe school morgen. Ik moest sterk zijn voor het geval dat er andere onderdeurtjes zoals jij zijn die ik moest pesten.”

Het idee van school veroorzaakte een nieuwe golf van ongerustheid voor Oliver. Hij was in zijn leven al op zoveel nieuwe scholen begonnen en het leek elke keer erger te worden. Er was altijd een Chris Blue-achtig type dat hem te vinden wist, iemand die hem, wat hij ook deed, wilde pesten. En er waren nooit bondgenoten. Oliver had zijn pogingen om vrienden te maken al lang geleden opgegeven. Wat had het voor zin als hij een paar maanden later toch weer moest verhuizen?

Chris’ gezicht leek te verzachten. “Weet je wat, Oliver, ik zal aardig zijn. Alleen deze ene keer.” Toen grijnsde hij en barstte in een maniakaal gelach uit. “Je krijgt een broodje vuist voor het avondeten!”

Hij hief zijn vuist. Oliver dook weg en miste zijn vuist op enkele millimeters. Hij rende de trap af, de woonkamer in.

“Kom terug, onderkruipsel!” schreeuwde Chris.

Hij zat Oliver op zijn hielen, maar Oliver was snel en haastte zich naar de eettafel. Pap keek naar hem op terwijl daar stond te hijgen na zijn sprint.

“Zijn jullie weer aan het vechten?” Hij zuchtte. “Waar gaat het deze keer over?”

Chris kwam slippend tot stilstand naast Oliver. “Niets,” zei hij snel.

Ineens voelde Oliver een scherpe pijn in zijn zij. Chris had zijn nagels in hem gezet. Oliver keek naar hem, naar de triomfantelijke blik op zijn gezicht.

Pap keek argwanend. “Ik geloof je niet. Wat is er aan de hand?”

Chris kneep harder en de pijn verspreidde zich door Olivers zij. Hij wist wat hij moest doen. Hij had geen keus. “Ik zei net,” zei hij huiverend, “dat ik niet zoveel honger heb.”

Pap keek hem vermoeid aan. “Mam heeft erg haar best gedaan op het eten en nu zeg je dat je het niet wilt?”

Mam, die bij het aanrecht stond, keek met een gekwetste blik in haar ogen over haar schouder. “Wat is het probleem? Hou je niet meer van vlees? Of zijn het de aardappels?”

Oliver voelde Chris nog harder knijpen en er ging een scherpe pijn door hem heen.

“Sorry, mam,” zei hij met tranende ogen. “Ik bén dankbaar. Ik heb alleen geen honger.”

“Wat moet ik nu met hem?” riep mam uit. “Eerst de slaapkamer en nu dit! Mijn zenuwen kunnen dit niet aan.”

“Ik neem zijn portie wel,” zei Chris snel. Toen voegde hij er met een suikerzoete stem aan toe: “Ik wil niet dat je al die moeite voor niets hebt gedaan, mam.”

Mam en pap keken allebei naar Chris. Hij was dik en hij werd steeds dikker, maar dat leek hen geen zorgen te baren. Dat, Гіf ze durfden niet in te gaan tegen de pestkop van een zoon die ze hadden grootgebracht.

“Best,” zei mam zuchtend. “Maar je moet dat hoofd van je op orde krijgen, Oliver. Ik wil dit niet elke avond te horen krijgen.”

Oliver voelde Chris loslaten. Hij wreef over zijn pijnlijke zij. “Oké, mam,” zei hij verdrietig. “Sorry, mam.”

Hij liet het geluid van bestek en servies achter zich en wendde zich met een knorrende maag af van de eettafel. Toen liep hij terug naar zijn alkoof. Om zichzelf af te leiden van de etensgeuren die zijn honger alleen maar verergerden, deed hij zijn koffer open. Hij pakte zijn enige bezit eruit, een boek over uitvinders. Een vriendelijke bibliothecaris had het boek hem een paar jaar geleden gegeven toen hij had gemerkt dat Oliver steeds was binnengekomen om het te lezen. Nu zat het vol ezelsoren, versleten van de miljoenen keren dat hij erdoorheen gebladerd had. Maar hoe vaak hij het ook las, het verveelde hem nooit. Hij was gefascineerd door uitvinders en uitvindingen. Sterker nog, een van de redenen dat Oliver het niet zo erg vond om naar deze buurt in New Jersey te verhuizen was omdat hij had gelezen over een nabijgelegen fabriek. Daar had een uitvinder genaamd Armando Illstrom een van zijn beste creaties gebouwd. Het maakte voor Oliver niet uit dat Armando Illstrom in het gedeelte Absurde Uitvinders van het boek stond, of dat de meeste van zijn uitvindsels faalden. Oliver vond hem nog steeds erg inspirerend, vooral zijn booby trap die was ontworpen om wasberen weg te jagen. Oliver probeerde zijn eigen versie te creГ«ren om Chris op afstand te houden.

Op dat moment hoorde hij het geluid van kletterend bestek uit de keuken komen. Hij keek op en zag zijn familie aan de keukentafel zitten, bezig met hun maaltijd, Chris die Olivers portie opat.

Fronsend vanwege de oneerlijkheid van de situatie, haalde Oliver voorzichtig zijn uitvindingen uit zijn koffer en legde ze op de vloer. De booby trap was half af. Het was een soort katapult die geactiveerd werd wanneer je met je voet op een pedaal trapte. Dan werden er eikels in het gezicht van de indringer gekatapulteerd. Armando’s versie was natuurlijk ontworpen voor een wasbeer, dus Oliver moest hem groter maken om hem aan te passen aan het formaat van zijn broer. Daarom had hij de eikels vervangen door het enige wat hij voorhanden had: een klein plastic soldaatje. Hij was erin geslaagd om het mechanisme en het pedaal te bouwen. Maar elke keer dat hij erop drukte om het te testen, bleek het niet te werken. De soldaat bleef daar gewoon staan, zijn geweer in de aanslag.

Nu zijn familie was afgeleid ging Oliver aan het werk. Hij legde alle onderdelen voor zich neer. Maar hij kon er niet achter komen waarom de val niet werkte. Misschien, dacht hij, was dit de reden dat Armando Illstrom als absurd werd beschouwd. Geen van zijn uitvindingen werkte echt goed. Als ze al werkten.

Op dat moment hoorde Oliver dat zijn familie begon te kibbelen. Hij kneep zijn ogen dicht om zich ervoor af te sluiten en liet zich door zijn geest meevoeren naar zijn speciale droomplekje. Weer stond hij in een fabriek. Deze keer lag de booby trap vlak voor hem. Het ding werkte perfect en katapulteerde eikels alle kanten op. Maar Oliver zag niet hoe het anders was van zijn versie.

“Magie,” zei een stem achter hem.

Oliver sprong op. Er waren nog nooit mensen in zijn dromenland geweest!

Maar toen hij achter zich keek was er niemand. Hij keek om zich heen, zoekend naar de eigenaar van de stem, maar hij zag niemand.

Hij deed zijn ogen open en bracht zichzelf terug naar de realiteit, naar de donkere hoek van de sombere kamer die zijn nieuwe thuis was. Waarom had zijn verbeelding in vredesnaam magГ­Г© als een oplossing gecreГ«erd? Magie was zijn ding niet. Als het dat wel was geweest, zou hij een boek over trucs hebben gehaald in plaats van een boek over uitvinders. Hij hield van uitvindingen, van echte dingen, van praktische spullen met een doel. Hij hield van wetenschap en natuurkunde, niet van ongrijpbare, mystieke dingen.

Op dat moment dreef de geur van het avondeten naar hem toe. Vanaf zijn plekje op de vloer kon Oliver zichzelf er niet van weerhouden om naar de tafel te kijken. Daar zat Chris, zijn blik op Oliver gericht. Hij schoof een grote aardappel naar binnen en grijnsde breed terwijl het vet over zijn kin liep.

Oliver keek hem nijdig aan en werd overspoeld door woede. Dat was zГ­jn aardappel! Hij voelde een sterke drang om naar Chris toe te lopen en alles van de eettafel te vegen. Hij kon het zich nu helemaal voorstellen. Wat een zoete wraak zou dat zijn!

Ineens werd Olivers gevoel van woede vervangen door iets anders, iets nieuws dat hij nog nooit eerder gevoeld was. Met een woesj werd hij bevangen door een vreemde kalmte, een merkwaardig gevoel van zekerheid. Ineens klonk er een luid gekraak. Het was afkomstig van de eettafel. Een van de tafelpoten was gebroken, precies in het midden. De tafel helde ineens opzij. Alle borden gleden van tafel en vielen een voor een op de grond. Het maakte een afschuwelijk lawaai.

Mam en pap schreeuwden het uit van de schrik. Ze sprongen op uit hun stoelen terwijl de erwten en aardappelen alle kanten op vlogen.

Geschrokken kwam Oliver ook overeind. Had hij dat laten gebeuren? Alleen met zijn geest? Dat kon toch niet!

Terwijl mam zich de keuken in haastte voor handdoeken om de troep op te ruimen, knielde pap om de tafel te inspecteren.

“Goedkoop, gammel ding,” zei hij nors. “De tafelpoot is gewoon gebroken!”

Chris staarde naar Oliver. Of Oliver de tafelpoot nu wel of niet met zijn geest had gebroken, Chris gaf hem de schuld.

Chris stond langzaam op uit zijn stoel terwijl hij Oliver aan bleef staren. Aardappelen en erwten rolden van zijn schoot op de vloer. Zijn gezicht werd roder en roder. Hij balde zijn handen tot vuisten. Toen, als een exploderende raket, denderde hij op Oliver af.

Oliver snakte naar adem en greep zijn booby trap. Zijn vingers frutselden om alle onderdelen op hun plek te zetten.

Werk alsjeblieft! Werk alsjeblieft! dacht hij.

Het leek net of alles in slow motion gebeurde. Chris doemde voor Oliver op. Oliver trapte met zijn voet op het pedaal. Oliver klampte zich vast aan zijn verlangen om de machine te laten werken en stelde zich voor hoe de soldaat door de lucht vloog, net zoals hij zich had voorgesteld hoe de borden op de grond kletterden. En zowaar, het mechanisme begon te ratelen. De soldaat werd gelanceerd, zeilde in een boog door de lucht en raakte Chris met zijn puntige plastic geweer, recht tussen zijn ogen!

De tijd versnelde weer tot hij normaal was. Oliver snakte vol ontzag naar adem. Hij kon niet geloven dat het had gewerkt.

Chris stond daar, beduusd. De soldaat viel op de grond. Er zat een klein rood plekje midden op Chris’ voorhoofd, een deukje van het harde plastic geweer.

“Jij kleine rat!” riep Chris terwijl hij ongelovig over zijn voorhoofd wreef. “Dat zet ik je betaald!”

Maar voor het eerst aarzelde hij. Hij leek te achterdochtig om Oliver te benaderen, om hem een stomp te verkopen of zijn knokkels tegen zijn hoofd te wrijven. In plaats daarvan ging hij achteruit alsof hij bang was. Toen stormde hij de kamer uit en ging hij naar boven. Het geluid van zijn dichtslaande deur galmde door het huis.

Olivers mond viel open. Hij kon niet geloven dat het echt had gewerkt! Hij had niet alleen zijn uitvinding op het laatste moment aan de praat gekregen, hij had letterlijk Chris’ maaltijd met zijn geest op de vloer laten vallen!

Hij keek naar zijn handen. Had hij een soort van kracht? Bestond er echt zoiets als magie? Hij kon er niet zomaar in geloven vanwege één ervaring. Maar diep vanbinnen wist hij dat hij anders was, dat hij een soort kracht had.

Met tollende gedachten pakte hij zijn boek en las hij voor de miljoenste keer de passage over Armando Illstrom. Dankzij zijn uitvinding had Oliver Chris voor het eerst weggejaagd. Hij wilde nu niets liever dan Armando Illstrom ontmoeten. En de fabriek was niet zo ver van zijn nieuwe school. Misschien moest hij er morgen na school langs gaan.

Maar hij zou nu vast al een oude man zijn. Misschien zo oud dat hij al dood was. De gedachte deed Olivers moed in de schoenen zakken. Hij zou het verschrikkelijk vinden als zijn held was gestorven voordat hij de kans had om hem te ontmoeten en te bedanken voor het uitvinden van de booby trap!

Weer las hij de passage over Armando’s verzameling mislukte uitvindingen. De passage stelde – op een vrij wrange toon, bemerkte Oliver – dat Armando Illstrom op het punt had gestaan een tijdmachine uit te vinden toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Zijn fabriek was stil komen te liggen. Maar toen de oorlog voorbij was had Armando nooit meer geprobeerd om zijn uitvinding af te maken. En iedereen maakte hem belachelijk voor het feit dat hij het überhaupt geprobeerd had. Ze noemden hem de �mindere Edison.’ Oliver vroeg zich af waarom Armando gestopt was. Toch zeker niet vanwege een aantal uitvinders die hem uitlachten?

Zijn interesse was gewekt. Morgen, besloot hij, zou hij de fabriek vinden. En als Armando Illstrom nog leefde zou hij hem persoonlijk vragen wat er met zijn tijdmachine was gebeurd.

Zijn ouders verschenen uit de keuken, beiden onder het eten.

“Wij gaan naar bed,” zei mam.

“En mijn dekens en spullen dan?” vroeg Oliver, die om zich heen keek.

Pap zuchtte. “Je wil zeker dat ik die uit de auto pak, of niet?”

“Dat zou wel fijn zijn,” antwoordde Oliver. “Ik wil graag een nachtje goed slapen voor school morgen.”

Zijn angstgevoelens voor de volgende dag begonnen te groeien, net als de opkomende storm. Hij voelde dat hij de slechtste dag ooit zou hebben. Hij kon op zijn minst zorgen dat hij goed uitgerust was. Hij had zo veel afschuwelijke eerste dagen op nieuwe scholen gehad dat hij zeker wist dat morgen niet anders zou zijn.

Pap sjokte met tegenzin het huis uit en de wind gierde toen hij de voordeur opendeed. Een paar seconden later kwam hij terug met een kussen en een deken voor Oliver.

“Over een paar dagen regelen we een bed,” zei hij terwijl hij het beddengoed aan Oliver overhandigde. Het voelde koud omdat het de hele dag in de auto had gelegen.

“Bedankt,” antwoordde Oliver, dankbaar voor zelfs dit minimale comfort.

Zijn ouders verlieten de kamer, draaiden het licht uit en Oliver bleef achter in de duisternis. Nu was het enige licht in de kamer afkomstig van de straatlantaarn buiten.

De wind begon weer te razen en de luiken kletterden. Oliver voelde dat de storm verergerde, dat er iets vreemds in de lucht hing. Hij had op de radio gehoord dat er een ongekende storm aankwam. Hij kon het niet helpen dat hij er opgewonden over was. De meeste leerlingen zouden ertegenop zien, maar hij zag alleen op tegen de eerste dag op zijn nieuwe school.

Hij liep naar het raam en leunde met zijn ellebogen op de vensterbank, zoals eerder die avond. De lucht was bijna helemaal donker. Een spichtige boom waaide in de wind en helde scherp naar één kant. Oliver vroeg zich af of hij zou breken. Hij kon het zo voor zich zien hoe de dunne stam brak en de boom zou worden meegevoerd door de hevige wind.

En op dat moment zag hij ze. Op het moment dat hij weggleed in zijn droomstaat, zag hij twee mensen bij de boom staan. Een vrouw en een man die merkwaardig veel op hem leken, alsof ze zijn ouders hadden kunnen zijn. Ze hadden vriendelijke gezichten en ze glimlachten naar hem terwijl ze elkaars hand vasthielden.

Oliver deinsde geschrokken achteruit, weg van het raam. Voor het eerst besefte hij dat zijn ouders helemaal niet op hem leken. Ze hadden allebei donker haar en blauwe ogen. Chris ook. Oliver daarentegen, had blond haar en bruine ogen.

Ineens vroeg Oliver zich af of zijn ouders misschien helemaal niet zijn ouders waren. Misschien was dat waarom ze hem zo erg leken te haten? Hij keek uit het raam, maar de twee mensen waren nu verdwenen. Slechts verzinsels van zijn verbeelding. Maar ze hadden er zo echt uit gezien. En zo bekend.

IJdele hoop, concludeerde Oliver.

Oliver ging met zijn rug tegen de koude muur zitten, kroop weg in de alkoof die zijn nieuwe slaapkamer was en sloeg de dekens over zich heen. Hij trok zijn knieën op naar zijn borst en drukte ze stevig tegen zich aan, geraakt door een plotseling, vreemd gevoel, een moment van besef, van helderheid – dat alles op het punt stond te veranderen.




HOOFDSTUK TWEE


Oliver ontwaakte met een gevoel van ongerustheid. Zijn hele lichaam deed pijn van het slapen op de harde vloer. De dekens waren niet dik genoeg geweest om te voorkomen dat de kou in zijn botten trok. Hij was verrast dat hij Гјberhaupt had geslapen, gezien hoe zenuwachtig hij was voor zijn eerste schooldag.

Het was stil in huis. Er was nog niemand wakker. Oliver besefte dat hij eerder wakker was geworden vanwege de doffe zonsopgang die door het raam sijpelde.

Hij ging rechtop zitten en tuurde uit het raam. De wind had vannacht heel wat schade aangericht. Hekken en brievenbussen waren omvergeblazen en de straten waren bezaaid met afval. Oliver keek naar de spichtige, kromme boom waar hij gisteravond een visioen van het vriendelijke stel had gezien, degenen die op hem hadden geleken en hem zich hadden doen afvragen of hij misschien helemaal geen familie was van de Blues. Hij schudde zijn hoofd. Dat was gewoon zijn ijdele hoop, redeneerde hij. Iedereen die Chris Blue als broer had zou ervan dromen dat ze geen familie waren!

Wetend dat hij nog wat tijd had voor zijn familie zou ontwaken, knielde Oliver bij zijn koffer. Hij deed hem open en keek naar alle radartjes en draden en hendels en knoppen die hij voor zijn uitvindingen had verzameld. Hij glimlachte toen hij naar de katapult booby trap keek die hij gisteren tegen Chris had gebruikt. Maar dat was slechts één van Olivers vele uitvindingen en bij lange na niet de belangrijkste. Olivers ultieme uitvinding was ingewikkelder en veel belangrijker – want Oliver probeerde een manier te vinden om zichzelf onzichtbaar te maken.

Theoretisch was het mogelijk. Hij had er alles over gelezen. Er waren in feite slechts twee noodzakelijke componenten om een object onzichtbaar te maken. De eerste was het buigen van licht rondom het object zodat het geen schaduw had, vergelijkbaar met de manier waarop het water in een zwembad het licht boog en de zwemmers er vreemd en gedrongen uit deed zien. Het tweede noodzakelijke component voor onzichtbaarheid vereiste het elimineren van de reflectie van het object.

Op papier leek het eenvoudig zat, maar Oliver wist dat er een reden was dat het nog niemand gelukt was. Toch zou dat hem er niet van weerhouden om het te proberen. Hij had dit nodig om aan zijn ellendige leven te ontsnappen en het maakte hem niet uit hoe lang het duurde voor het hem zou lukken.

Hij reikte in zijn koffer en haalde alle stukjes stof eruit die hij had verzameld in zijn zoektocht naar iets met negatieve refractieve eigenschappen. Helaas had hij nog niet de juiste stof gevonden. Toen haalde hij alle klosjes dun draad eruit. Die had hij nodig om elektromagnetische microgolven te maken, om het licht op onnatuurlijke wijze te laten buigen. Helaas waren ze geen van allen dun genoeg. Om te werken moest het draad minder dan veertig nanometer dik zijn, onmogelijk dun voor menselijke begrippen. Maar Oliver wist dat iemand, ergens, ooit, een machine zou hebben om de spoelen dun genoeg te maken en de stof voldoende refractief.

Op dat moment hoorde Oliver boven de wekker van zijn ouders afgaan. Hij stopte snel zijn spullen weer terug. Hij wist maar al te goed dat ze Chris wakker zouden maken en als Chris ooit lucht kreeg van wat hij probeerde te maken, zou hij al zijn harde werk vernietigen.

Olivers maag knorde en herinnerde hem eraan dat Chris’ pesterijen en kwellingen op het punt stonden opnieuw te beginnen. Hij kon maar beter wat eten voor het zover was.

Hij liep langs de nog steeds kapotte eettafel en ging de keuken in. De meeste keukenkastjes waren leeg. Ze hadden nog niet de kans gehad om naar de supermarkt te gaan. Maar Oliver vond een doos cornflakes die ze hadden meegenomen en er stond verse melk in de koelkast, dus hij maakte snel een kom klaar en propte het naar binnen. Net op tijd. Een paar seconden later verschenen zijn ouders in de keuken.

“Koffie?” vroeg mam aan pap. Ze zag er vermoeid uit en haar haren zaten door de war.

Pap gromde bevestigend. Hij keek naar de kapotte tafel en ging met een diepe zucht op zoek naar wat ducttape. Kreunend ging hij aan de slag met het repareren van de tafelpoot.

“Het is dat bed,” mompelde hij terwijl hij bezig was. “Het is wankel. En het matras is te bobbelig.” Hij wreef over zijn rug om zijn punt te benadrukken.

Oliver voelde woede in zich opwellen. Zijn vader had tenminste in een bed geslapen! HГ­j had het moeten doen met wat dekens in een alkoof! De onrechtvaardigheid van de situatie stak hem.

“Ik heb geen idee hoe ik een hele dag op het callcenter moet doorkomen,” voegde Olivers moeder toe terwijl ze de koffie bracht. Ze zette het op de nu twijfelachtig gerepareerde tafel.

“Heb je een nieuwe baan, mam?” vroeg Oliver.

Omdat ze zo vaak verhuisden was het onmogelijk voor zijn ouders om fulltime werk te houden. Het was thuis altijd moeilijker als ze zonder werk zaten. Maar als mam werkte betekende dat beter eten, betere kleren en zakgeld om meer gadgets voor zijn uitvindingen te kopen.

“Ja,” zei ze met een geforceerde glimlach. “Pap en ik allebei. Maar het zijn lange dagen. Vandaag is een trainingsdag, maar daarna moeten we een late dienst draaien. Dus we zijn er niet als jullie uit school komen. Maar Chris zal op je letten, dus je hoeft je nergens zorgen om te maken.”

Oliver voelde zijn maag ineenkrimpen. Hij had Chris liever helemaal niet in de buurt. Hij was heel goed in staat om voor zichzelf te zorgen.

Alsof het noemen van zijn naam hem had geroepen, denderde Chris de keuken in. Hij was de enige Blue die er deze ochtend fris uitzag. Hij strekte zich uit en gaapte theatraal, waardoor zijn shirt over zijn ronde, roze buik omhoog kroop.

“Goedemorgen, mijn geweldige familie,” zei hij met een sarcastische grijns. Hij sloeg een arm om Oliver heen en pakte hem in een hoofdklem die op slinkse wijze was gecamoufleerd als broederlijke genegenheid. “Hoe gaat het, snotneus? Zin in school?”

Oliver kon nauwelijks ademhalen, zo stevig hield Chris hem vast. Zijn ouders leken het pesten zoals gewoonlijk niet in de gaten te hebben.

“Kan niet… wachten…” wist hij uit te brengen.

Chris liet Oliver los en ging tegenover pap aan tafel zitten.

Mam zette een bord met toast en boter in het midden van de tafel. Pap pakte een sneetje. Toen leunde Chris naar voren en griste hij de rest weg. Er bleef niets voor Oliver over.

“HEY!” riep Oliver. “Zag je dat?”

Mam keek naar het hele bord en zuchtte geГ«rgerd. Ze keek naar pap alsof ze verwachtte dat hij er iets van zou zeggen. Maar pap haalde alleen zijn schouders op.

Oliver balde zijn vuisten. Het was zo oneerlijk. Als hij het niet voorzien had, dan zou hij dankzij Chris wéér een maaltijd hebben moeten overslaan. Het maakte hem woest dan zijn ouders nooit voor hem opkwamen, of opmerkten hoe vaak hij zonder eten naar bed moest vanwege Chris.

“Lopen jullie samen naar school?” vroeg mam, duidelijk in een poging over het probleem heen te praten.

“Kan niet,” zei Chris met volle mond. De boter liep over zijn kin. “Als ik met een nerd gezien wordt maak ik nooit vrienden.”

Pap keek op. Even leek het of hij op het punt stond om iets tegen Chris te zeggen, dat hij hem wilde berispen voor het feit dat hij Oliver had beledigd. Maar toen leek hij zich te bedenken, want hij slaakte alleen een vermoeide zucht en staarde toen weer naar het tafelblad.

Oliver knarste met zijn tanden en probeerde zijn groeiende woede te bedwingen.

“Maakt mij niet uit,” siste hij terwijl hij Chris boos aankeek. “Ik blijf toch liever op minimaal dertig meter afstand van je.”

Chris lachte hatelijk.

“Jongens…” waarschuwde mam in haar meest zachtaardige stem.

Chris zwaaide met zijn vuist naar Oliver, een overduidelijk teken dat hij hem later wel zou terugpakken.

Nu het ontbijt voorbij was maakte de familie zich snel klaar en verlieten ze het huis.

Oliver keek toe hoe zijn ouders in hun gehavende auto stapten en wegreden. Toen beende Chris zonder nog een woord te zeggen weg, zijn handen in zijn zakken, zijn blik op onweer. Oliver wist hoe belangrijk het was voor Chris om vanaf het begin te laten zien dat hij niet iemand was om mee te sollen. Het was zijn harnas, de manier waarop hij ermee omging om zes weken na de start van het nieuwe schooljaar op een nieuwe school te moeten beginnen. Helaas voor Oliver was hij te slank en te klein om zelfs maar te proberen een dergelijk imago te cultiveren. Zijn uiterlijk droeg alleen maar bij aan zijn onopvallendheid.

Chris liep vooruit tot hij uit Olivers zicht was verdwenen en hij hem alleen in de onbekende straten achter had gelaten. Het was niet de meest plezierige wandeling van Olivers leven. Het was een slechte buurt, met veel boze honden die achter metalen hekken stonden te blaffen en luidruchtige, aftandse auto’s die over slechte wegen reden zonder te letten op overstekende kinderen.

Toen Campbell Junior High voor hem opdoemde voelde Oliver een rilling over zijn rug lopen. Het was een afschuwelijk uitziend gebouw van grijze bakstenen, helemaal vierkant en met een verweerde voorgevel. Er was niet eens gras om op te zitten, alleen een groot geasfalteerd speelplein met kapotte basketbalringen aan één kant. Leerlingen drongen om elkaar heen, worstelend om de bal. En het kabaal! Het was oorverdovend. Van ruzies en gezang tot geschreeuw en geklets.

Oliver wilde zich omdraaien en dezelfde weg terugrennen. Maar hij slikte zijn angst door en liep met gebogen hoofd en zijn handen in zijn zakken over het speelplein en door de glazen deuren naar binnen. De gangen van Campbell Junior High waren donker. Het rook er naar bleek, ondanks het feit dat de gangen eruitzagen alsof ze al tien jaar niet waren schoongemaakt. Oliver zag een bordje dat naar een receptie wees en volgde die, want hij wist dat hij zich bij iemand zou moeten melden. Toen hij er aankwam trof hij een erg verveelde, boos-uitziende vrouw aan. Haar vingers met lange rode nagels tikten op het toetsenbord van haar computer.

“Excuseert u mij,” zei Oliver.

Ze gaf geen antwoord. Hij schraapte zijn keel en probeerde het weer, een beetje luider dit keer.

Eindelijk wendde ze haar ogen van de computer af en keek ze Oliver aan. Ze kneep haar ogen samen. “Nieuwe leerling?” vroeg ze, een argwanende blik in haar ogen. “Het is oktober.”

“Ik weet het,” antwoordde Oliver. Daar hoefde ze hem niet aan te herinneren. “Mijn familie is net hierheen verhuisd. Ik ben Oliver Blue.”

Ze keek hem een tijdje zwijgend aan. Toen, zonder een woord te zeggen, vestigde ze haar aandacht weer op de computer en begon te typen. Haar lange nagels tikten tegen de toetsen.

“Blue?” zei ze. “Blue. Blue. Blue. Ah, hier, Christopher John Blue. Tweede klas.”

“Oh nee, dat is mijn broer,” antwoordde Oliver. “Ik ben Oliver. Oliver Blue.”

“Ik zie geen Oliver,” antwoordde ze op schijnheilige toon.

“Nou… hier ben ik,” zei Oliver met een zwakke glimlach. “Ik zou op de lijst moeten staan. Ergens.”

De receptioniste leek niet onder de indruk. De situatie deed zijn zenuwen geen goed. Ze typte weer en zuchtte toen diep.

“Oké. Hier. Oliver Blue. Groep acht.” Ze draaide rond in haar bureaustoel en dumpte een map met papierwerk op de tafel. “Dit zijn je rooster, plattegrond, handige contacten, enzovoorts. Alles zit erin.” Ze trommelde met haar glimmende rode nagels op de map. “Je eerste les is Engels.”

“Dat is mooi,” zei Oliver terwijl hij de map pakte en hem onder zijn arm stopte. “Dat spreek ik vloeiend.”

Hij grijnsde om te laten zien dat hij een grapje had gemaakt. De mondhoek van de receptioniste ging iets omhoog, nauwelijks zichtbaar, en creГ«erde een uitdrukking die op vermaak had kunnen lijken. Het drong tot Oliver door dat ze niets meer tegen elkaar te zeggen hadden. Hij voelde dat de receptioniste hem liever kwijt dan rijk was, dus Oliver ging de kamer uit, zijn map onder zijn arm.

Zodra hij in de gang stond deed hij zijn map open en bestudeerde hij de plattegrond, op zoek naar het lokaal waar hij Engels had. Het was op de tweede verdieping, dus Oliver liep in de richting van de trap.

Hier leken de duwende leerlingen nog drukker te zijn. Oliver stond ineens midden in een zee van lichamen en werd praktisch met de massa leerlingen meegevoerd. Hij moest zich een weg tussen de leerlingen door vechten om er op de tweede verdieping uit te kunnen.

Hijgend kwam hij uit in de gang op de tweede verdieping. Dat was geen ervaring die hij meerdere keren per dag wilde beleven!

Met behulp van zijn plattegrond had Oliver al snel het Engels lokaal gevonden. Hij tuurde door het kleine vierkante raampje in de deur. De klas zat al half vol met leerlingen. Hij voelde zijn maag samentrekken bij de gedachte aan het ontmoeten van nieuwe mensen, de gedachte dat hij gezien en beoordeeld zou worden. Hij duwde de deurklink naar beneden en liep naar binnen.

Hij had natuurlijk alle recht om bang te zijn. Hij had dit vaak genoeg gedaan om te weten dat iedereen naar hem zou kijken, nieuwsgierig naar de nieuwe leerling. Oliver had dit gevoel al vaker gehad dan hij zich kon herinneren. Hij probeerde de blikken te ontwijken.

“Wie ben jij?” vroeg een norse stem.

Oliver draaide zich om en zag de leraar, een oude man met schrikbarend wit haar, vanaf zijn bureau opkijken. “Ik ben Oliver. Oliver Blue. Ik ben nieuw hier.”

De leraar fronste. Zijn kraalogen waren zwart en wantrouwend. Hij keek Oliver een ongemakkelijk lange tijd aan. Dit verergerde Olivers stress natuurlijk alleen maar, want nu letten er nog meer leerlingen op hem en er stroomden nog altijd leerlingen naar binnen. Hij werd nieuwsgierig gadegeslagen door een steeds groter wordend publiek, alsof hij een of andere circusattractie was.

“Wist niet dat ik er nog een zou krijgen,” zei de leraar uiteindelijk op minachtende toon. “Zou fijn zijn geweest als ik geïnformeerd was.” Hij zuchtte geërgerd, iets dat Oliver aan zijn vader deed denken. “Ga maar zitten dan.”

Oliver haastte zich naar een lege plek en voelde dat alle ogen hem volgden. Hij probeerde zichzelf zo klein en onopvallend mogelijk te maken. Maar hoe hard hij ook zijn best deed om zichzelf onzichtbaar te maken, hij viel meteen op. Hij was tenslotte de nieuweling.

Toen alle stoelen gevuld waren begon de leraar met de les.

“We gaan verder waar we de laatste les zijn gebleven,” zei hij. “Over grammaticaregels. Kan iemand aan Oscar uitleggen waar we het over hadden?”

Iedereen moest lachen om zijn fout.

Oliver voelde zijn keel droog worden. “Um, sorry dat ik u onderbreek, maar mijn naam is Oliver, niet Oscar.”

De leraar kreeg meteen een boze uitdrukking op zijn gezicht. Oliver wist onmiddellijk dat hij niet het soort man was dat het waardeerde als hij gecorrigeerd werd.

“Als je zesenzestig jaar met een naam als meneer Portendorfer hebt geleefd,” zei de leraar chagrijnig, “dan maakt het je niet meer uit als mensen je naam verkeerd uitspreken. Profendoffer. Portenworten. Ik heb het allemaal gehoord. Dus ik stel voor dat jij, Oscar, je minder druk maakt over de juiste uitspraak van jouw naam!”

Oliver fronste verbijsterd. Zelfs de rest van zijn klasgenoten leek geschokt door de uitbarsting, want ze lachten niet meer. De reactie van meneer Portendorfer leek bij ieders standaard overdreven en het feit dat hij zijn frustraties op een nieuweling afreageerde maakte het nog erger. Een chagrijnige receptioniste en een prikkelbare leraar Engels… Oliver begon zich af te vragen of er wel aardige mensen op deze school waren!

Meneer Portendorfer begon te ratelen over voornaamwoorden. Oliver dook nog verder weg in zijn stoel. Hij voelde zich gespannen en ongelukkig. Gelukkig zei meneer Portendorfer niets meer tegen hem. Maar toen een uur later de bel ging, galmde zijn preek nog steeds door Olivers hoofd.

Oliver slenterde door de gangen, op zoek naar zijn wiskundelokaal. Toen hij het gevonden had, vloog hij halsoverkop naar de achterste rij. Als meneer Portendorfer niet wist dat hij een nieuwe leerling had, zou de wiskundedocent dat misschien ook niet weten. Misschien kon hij het volgende uur even onzichtbaar blijven.

Tot Olivers opluchting werkte het. Hij zat zwijgend en anoniem de les uit, als een door algebra geobsedeerde geest. Maar zelfs dat was geen oplossing voor zijn problemen, dacht Oliver. Niet opgemerkt worden was bijna net zo erg als publiekelijk vernederd worden. Het zorgde dat hij zich onbelangrijk voelde.

De bel ging weer. Het was lunchtijd, dus Oliver volgde zijn plattegrond door de gang. Het speelplein had intimiderend geleken, maar dat was niets vergeleken met de kantine. Hier gedroegen de leerlingen zich als wilde beesten. Hun luidruchtige stemmen galmden door de ruimte en maakten het lawaai ondraaglijk. Oliver hield zijn hoofd laag en haastte zich richting de rij.

Bam. Ineens botste hij tegen een groot, akelig lichaam aan. Langzaam keek Oliver op.

Tot zijn verrassing staarde hij in Chris’ gezicht. Aan weerszijden van hem stonden drie jongens en een meisje, allemaal met dezelfde dreigende gezichten. Trawanten was het woord dat in Olivers gedachten opdook.

“Je hebt al vrienden gemaakt?” zei Oliver, die probeerde niet te verrast te klinken.

Chris kneep zijn ogen samen. “We zijn niet allemaal antisociale loser freaks,” zei hij.

Oliver realiseerde zich dat dit geen plezierige interactie met zijn broer zou worden. Maar dat was het nooit.

Chris keek naar zijn nieuwe trawanten. “Dit is mijn opdonder van een broertje, Oliver,” verkondigde hij. Toen schaterde hij van het lachen. “Hij slaapt in de alkoof.”

Zijn nieuwe vrienden begonnen ook te lachen.

“Hij is beschikbaar voor okkenootjes, wedgies, wurggrepen en mijn persoonlijke favoriet,” vervolgde Chris. Hij greep Oliver vast en drukte zijn knokkels in zijn hoofd. “Noogies.”

Oliver worstelde en spartelde in Chris’ greep. Gevangen in die afschuwelijke, pijnlijke hoofdklem, herinnerde Oliver zich zijn krachten van gisteren, het moment waarop hij de tafelpoot had gebroken en de aardappelen door de kamer hadden gevlogen. Als hij nu wist hoe hij die krachten had opgeroepen, dan kon hij dat nu ook doen en losbreken. Maar hij had geen idee hoe hij het had gedaan. Hij had alleen in zijn hoofd gevisualiseerd hoe de tafel brak en de plastic soldaat door de lucht vloog. Was dat het enige dat er nodig was? Zijn verbeelding?

Hij probeerde het nu weer en stelde zich voor hoe hij zichzelf van Chris bevrijdde. Maar het was zinloos. Nu Chris’ nieuwe vrienden allemaal lachend toekeken, was hij te erg afgeleid door de realiteit van zijn vernedering om zichzelf op zijn verbeelding te kunnen concentreren.

Eindelijk liet Chris hem los. Oliver wankelde naar achteren en wreef over zijn pijnlijke hoofd. Hij streek zijn statische en pluizig geworden haar glad. Maar de vernedering van Chris’ pesterijen was niet het ergste. Oliver voelde een steek van teleurstelling omdat hij zijn krachten niet had kunnen oproepen. Misschien was het hele keukentafel-incident gewoon toeval geweest. Misschien had hij helemaal geen speciale krachten.

Het meisje dat naast Chris stond sprak. “Ik kan niet wachten om je beter te leren kennen, Oliver.” Ze zei het op een dreigende toon die duidelijk het tegenovergestelde betekende.

Hij had zich zorgen gemaakt over pestkoppen. Natuurlijk had hij kunnen weten dat zijn broer de ergste pestkop van allemaal zou zijn.

Oliver duwde zichzelf langs Chris en zijn nieuwe vrienden en liep naar de lunchrij. Met een sombere zucht greep hij een sandwich met kaas uit de koeling en ging verdrietig naar het toilet. Het toilethokje was de enige plek waar hij zich veilig voelde.



*



Olivers volgende les na de lunch was natuurkunde. Hij liep door de gangen, op zoek naar het juiste lokaal. Zijn maag keerde zich alweer om bij de zekerheid dat deze les net zo erg zou worden als de eerste twee lessen.

Toen hij het lokaal had gevonden klopte hij tegen het raam. De lerares was jonger dan hij verwacht had. Natuurkundeleraren waren, zo was zijn ervaring, meestal oud en een beetje raar, maar juffrouw Belfry leek helemaal normaal. Ze had lang, steil haar, bijna dezelfde kleur bruin als haar katoenen jurk en vest. Ze draaide zich om toen ze hem hoorde kloppen en glimlachte, waardoor er kuiltjes in haar wangen vielen. Ze wenkte hem naar binnen. Voorzichtig deed hij de deur open.

“Hallo,” zei juffrouw Belfry glimlachend. “Ben jij Oliver?”

Oliver knikte. Hoewel hij de eerste leerling in het lokaal was, voelde hij zich ineens heel verlegen. Deze docent leek hem in elk geval te verwachten. Dat was een opluchting.

“Wat fijn om je te ontmoeten,” zei juffrouw Belfry, die haar hand naar hem uitstak.

Het was allemaal erg formeel en helemaal niet wat Oliver had verwacht, gezien wat hij tot dusver op Campbell Junior High had meegemaakt. Toch schudde hij haar de hand. Ze had een warme huid en haar vriendelijke, respectvolle houding stelde hem wat op zijn gemak.

“Heb je de kans gekregen om de stof door te lezen?” vroeg juffrouw Belfry.

Olivers ogen werden groot en hij voelde een steek van paniek in zijn borst. “Ik wist niet dat ik iets moest lezen.”

“Dat geeft niet,” zei juffrouw Belfry geruststellend, met die vriendelijke glimlach. “Maak je geen zorgen. We leren dit semester over wetenschappers en een aantal belangrijke historische figuren.” Ze wees naar een zwart-witportret aan de muur. “Dat is Charles Babbage, hij was de uitvinder van de…”

“…rekenmachine,” maakte Oliver haar zin af.

Juffrouw Belfry straalde en klapte in haar handen. “Dat wist je al?”

Oliver knikte. “Ja. En hij wordt ook vaak aangewezen als de vader van de computer, omdat het zijn ontwerpen waren die tot de uitvinding ervan leidden.” Hij keek naar het volgende portret aan de muur. “En dat is James Watt,” zei hij. “De uitvinder van de stoommachine.”

Juffrouw Belfry knikte. Ze leek dolblij. “Oliver, ik weet nu al dat jij en ik het heel goed met elkaar zullen gaan vinden.”

Op dat moment ging de deur open en stroomden Olivers klasgenoten naar binnen. Hij slikte en voelde zijn angst weer terugkeren.

“Waarom ga je niet zitten?” stelde juffrouw Belfry voor.

Hij knikte en haastte zich naar een plekje bij het raam. Als het hem allemaal teveel werd, kon hij in elk geval naar buiten kijken en zich inbeelden dat hij ergens anders was. Vanaf hier had hij een geweldig uitzicht over de buurt. Hij zag het afval en de herfstblaadjes door de wind meegevoerd worden. De wolken leken zelfs nog donkerder dan ze die ochtend hadden geleken. Dat hielp niet bepaald om Olivers onheilspellende voorgevoel weg te nemen.

De andere leerlingen in de klas waren erg luidruchtig en druk. Het duurde even voordat juffrouw Belfry ze rustig had gekregen en ze met haar les kon beginnen.

“Vandaag gaan we verder waar we vorige week waren gebleven,” zei ze. Oliver merkte dat ze haar stem moest verheffen om boven het lawaai uit te komen. “Bij een aantal geweldige uitvinders uit de periode van de Tweede Wereldoorlog. Ik vraag me af of iemand weet wie dit is?”

Ze liet een zwart-witfoto zien van een vrouw over wie Oliver in zijn uitvindersboek had gelezen. Katharine Blodgett, die verantwoordelijk was voor het uitvinden van het gasmasker, het rookscherm en het niet-reflecterende glas dat in de oorlog werd gebruikt voor periscopen van onderzeeГ«rs. Na Armando Illstrom was Katharine Blodgett een van Olivers favoriete uitvinders, want hij vond alle technologische ontwikkelingen die ze in de Tweede Wereldoorlog had geboekt fascinerend.

Op dat moment merkte hij dat juffrouw Belfry hem verwachtingsvol aankeek. Ze kon waarschijnlijk aan zijn gezicht zien dat hij precies wist wie er op de foto stond. Maar na zijn ervaringen vandaag was hij bang om iets hardop te zeggen. Zijn klasgenoten zouden er uiteindelijk wel achter komen dat hij een nerd was; Oliver wilde dat proces niet versnellen.

Maar juffrouw Belfry knikte bemoedigend naar hem. Tegen beter weten in beantwoordde Oliver haar vraag.

“Dat is Katharine Blodgett,” zei hij.

Er verscheen een glimlach op juffrouw Belfry’s gezicht, die haar lieve kuiltjes met zich meenam. “Dat is correct, Oliver. Kun jij aan de rest vertellen wie zij is? Wat ze heeft uitgevonden?”

Oliver hoorde gegrinnik achter zich. De leerlingen hadden al besloten dat hij een nerd was.

“Ze was een uitvinder tijdens de Tweede Wereldoorlog,” zei hij. “Ze heeft veel nuttige en belangrijke uitvindingen voor de oorlog gedaan, zoals periscopen voor onderzeeërs. En gasmaskers, die veel mensen het leven hebben gered.”

Juffrouw Belfry keek Oliver stralend aan.

“FREAK!” riep iemand achterin de klas.

“Nee, dank je, Paul,” zei juffrouw Belfry streng tegen de jongen die het had geroepen. Ze draaide zich om naar het bord en begon over Katharine Blodgett te schrijven.

Oliver glimlachte bij zichzelf. Na de bibliothecaris die hem het uitvindersboek had gegeven, was juffrouw Belfry de aardigste volwassene die hij ooit had ontmoet. Haar enthousiasme was als een kogelwerend vest dat Oliver om zijn schouders kon wikkelen, dat de wrede woorden van zijn klasgenoten tegenhield. Hij verdiepte zich in de les. Hij had zich al dagen niet zo op zijn gemak gevoeld.



*



De bel die het einde van de les aanduidde ging sneller dan verwacht. Iedereen haastte zich rennend en schreeuwend het lokaal uit. Oliver pakte rustig zijn spullen bij elkaar en liep toen naar de deur.

“Oliver, ik ben erg onder de indruk van je kennis,” zei juffrouw Belfry toen ze hem in de gang tegenkwam. “Waar heb je over deze mensen geleerd?”

“Ik heb een boek,” legde hij uit. “Ik ben dol op uitvinders. Ik wil ook uitvinder worden.”

“Maak je zelf ook uitvindingen?” vroeg ze enthousiast.

Hij knikte, maar hij vertelde haar niet over de onzichtbaarheidsjas. Wat als ze het stom vond? Hij zou het niet kunnen verdragen als hij iets van spot in haar ogen zag.

“Dat vind ik fantastisch, Oliver,” knikte ze. “Het is heel belangrijk om dromen te hebben die je kunt najagen. Wie is je favoriete uitvinder?”

Oliver herinnerde zich het gezicht van Armando Illstrom op de vervaagde foto in zijn boek.

“Armando Illstrom,” zei hij. “Hij is niet erg bekend, maar hij heeft veel coole dingen uitgevonden. Hij heeft zelfs geprobeerd om een tijdmachine te bouwen.”

“Een tijdmachine?” zei juffrouw Belfry fronsend. “Dat is opwindend.”

Oliver knikte. Haar bemoedigende woorden gaven hem de zelfverzekerdheid om meer te vertellen. “Zijn fabriek is hier vlakbij. Ik zat erover te denken om hem een bezoek te brengen.”

“Dat moet je doen,” zei juffrouw Belfry met haar warme glimlach. “Zie je, toen ik net zo oud was als jij was ik dol op natuurkunde. Alle andere leerlingen pestten me, ze begrepen niet waarom ik liever circuits wilde maken dan met poppen spelen. Maar op een dag kwam mijn absoluut favoriete natuurkundige naar de stad om een aflevering van zijn tv-show op te nemen. Ik ging erheen en sprak naderhand met hem. Hij zei tegen me dat ik mijn passies nooit moest opgeven. Zelfs als andere mensen tegen me zeiden dat het raar was om er interesse in te hebben. Als ik een droom had dan moest ik die volgen. Als ik dat gesprek niet had gehad, zou ik hier vandaag niet geweest zijn. Onderschat nooit hoe belangrijk het is om aangemoedigd te worden door iemand die je begrijpt, vooral wanneer het lijkt alsof niemand dat doet.”

De woorden van juffrouw Belfry raakten Oliver diep. Voor het eerst die dag voelde hij zich levendig. Hij was nu vastberaden om de fabriek te vinden en zijn held te ontmoeten.

“Bedankt, juffrouw Belfry,” zei hij met een grote grijns. “Ik zie u bij de volgende les!”

En terwijl hij met een huppel in zijn pas de gang uit ging, hoorde hij juffrouw Belfry hem naroepen, “Altijd je dromen volgen!”




HOOFDSTUK DRIE


Oliver sjokte richting de bushalte, vechtend tegen de windstoten. Hij was gefocust op zijn troost, op het enige lichtpuntje in dit duistere nieuwe hoofdstuk van zijn leven: Armando Illstrom. Als hij de uitvinder en zijn fabriek kon vinden, zou het leven in elk geval draaglijk zijn. Misschien kon Armando Illstrom zijn bondgenoot worden. Een man die ooit had geprobeerd een tijdmachine uit te vinden zou toch zeker wel het soort persoon zijn dat kon opschieten met een jongen die onzichtbaar wilde zijn. Als er iemand om kon gaan met Olivers eigenaardigheden, dan was hij het wel! Hij zou in elk geval een nog grotere nerd zijn dan Oliver! Oliver rommelde in zijn zak en haalde het stukje papier tevoorschijn waar hij het adres van de fabriek op gekrabbeld had. Het was verder van zijn school verwijderd dan hij had gedacht. Hij zou een bus moeten nemen. Hij zocht in zijn andere zak naar wat kleingeld en ontdekte dat hij net genoeg over had van de lunch om de busreis te betalen. Opgelucht en vol verwachting liep hij verder naar de bushalte.

Terwijl hij op de bus wachtte gierde de wind om hem heen. Als het nog erger werd, zou hij niet eens meer rechtop kunnen staan. Sterker nog, de mensen die hem passeerden hadden daar al moeite mee. Als hij niet zo vermoeid was geweest van zijn eerste schooldag, had hij het misschien vermakelijk gevonden. Maar nu kon hij alleen maar aan de fabriek denken.

Eindelijk kwam de bus. Het was een oud, versleten voertuig dat zijn beste tijd gehad had.

Oliver klom naar binnen, betaalde voor zijn buskaartje en ging achterin zitten. De bus stonk naar vette frietjes en uien. Olivers maag knorde en herinnerde hem eraan dat hij waarschijnlijk het avondeten zou missen. Misschien was het niet zo slim geweest om geld uit te geven aan de bus in plaats van aan eten. Maar het vinden van Armando’s fabriek was het enige lichtpuntje in Olivers troosteloze bestaan. Als hij dit niet deed, wat had het dan allemaal nog voor zin?

De bus reed hortend en stotend over de wegen. Oliver keek weemoedig naar de voorbijglijdende straten. Afvalbakken waren omgewaaid en een aantal gleden over de weg, voortgeduwd door de wind. De wolken waren zo donker dat ze bijna zwart leken. De huizen begonnen steeds verder uit elkaar te staan en de stad werd steeds leger en meer vervallen. De bus stopte, liet wat passagiers uitstappen en stopte toen weer, deze keer om afscheid te nemen van een vermoeide moeder en haar huilende baby. Na een aantal haltes besefte Oliver dat hij de enige in de bus was. De stilte voelde griezelig.

Eindelijk passeerde de bus een halte met een roestig, vervaagd bord. Oliver realiseerde zich dat dit zijn halte was. Hij sprong op en haastte zich naar voren.

“Mag ik uitstappen, alstublieft?” zei hij.

De buschauffeur keek hem met sombere, luie ogen aan. “Druk op de bel.”

“Het spijt me, wilt u mij –”

“Druk op de bel,” zei de bestuurder monotoon. “Als je wilt uitstappen moet je op de bel drukken.”

Oliver zuchtte geërgerd. Hij drukte op de belknop. Hij rinkelde. Hij wendde zich weer tot de bestuurder en fronste verwachtingsvol zijn wenkbrauwen. “Mag ik nu uitstappen?”

“Bij de volgende halte,” zei de bestuurder.

Oliver werd woest. “Ik wilde bij die halte eruit!”

“Had je eerder op de bel moeten drukken,” antwoordde de bestuurder in zijn lijzige stem.

GeГ«rgerd balde Oliver zijn vuisten. Eindelijk voelde hij dat de bus begon te vertragen. Hij stopte naast een bord dat zo oud was dat het niets meer was dan een vierkante plak roest. De deur ging krakend open.

“Bedankt,” mompelde Oliver tegen de onbehulpzame bestuurder.

Hij haastte zich de trap af en sprong op de gescheurde stoep. Hij keek op naar het bord, maar dat was zo roestig dat het onleesbaar was. Hij kon net een aantal letters onderscheiden, getypt in dat oude jaren veertig lettertype dat populair was geweest tijdens de oorlog.

Terwijl de bus met een rokende uitlaat wegreed, begon Olivers gevoel van eenzaamheid steeds sterker te worden. Maar toen de uitlaatgassen optrokken verscheen er een heel bekend gebouw voor hem. Het was de fabriek uit het boek! De fabriek van Armando Illstrom! Hij had het pand uit duizenden herkend. De oude bushalte moest tijdens de hoogtijdagen van de fabriek veel gebruikt zijn. De koppige buschauffeur had Oliver een enorme dienst bewezen en hem zonder het te weten precies afgezet waar hij moest zijn.

Alleen, besefte Oliver toen hij opkeek naar de fabriek, het zag er behoorlijk vervallen uit. De grote, rechthoekige fabriek had meerdere kapotte ramen. Toen hij erdoorheen tuurde, zag Oliver dat het donker was. Het leek alsof er helemaal niemand binnen was.

Oliver werd bang. Wat als Armando was overleden? Een uitvinder die tijdens de Tweede Wereldoorlog had gewerkt zou nu erg oud zijn en de kans dat hij niet meer leefde was vrij groot. Als zijn held echt was overleden, wat had hij dan nog om naar uit te kijken in het leven?

Terwijl hij richting het vervallen pand liep, werd Oliver overspoeld door een gevoel van eenzaamheid. Hoe dichterbij hij kwam, hoe meer hij zag. Alle ramen op de begane grond waren dichtgespijkerd. De grote hoofdingang die hij op de foto had gezien was nu beveiligd met een enorme stalen deur. Hoe moest hij nu naar binnen?

Oliver liep om het gebouw heen, door de brandnetels en klimop die daar groeiden. Hij vond een smalle spleet in een van de dichtgetimmerde ramen en tuurde naar binnen, maar het was te donker om iets te kunnen zien. Hij liep verder.

Aan de achterkant van het gebouw trof Oliver nog een deur aan. In tegenstelling tot de andere deuren was deze niet dichtgetimmerd. Sterker nog, de deur stond op een kier.

Met zijn hart in zijn keel duwde Oliver tegen de deur. Hij hoorde het kenmerkende krakende geluid van roestend metaal. Dat was geen goed teken, dacht Oliver. Het onplezierige geluid deed hem huiveren. Zelfs al zou de deur slechts af en toe in gebruik zijn, dan nog zou hij niet zo vast moeten zitten, laat staan zoveel lawaai maken.

Toen de deur net genoeg geopend was voor Oliver om erdoor heen te glippen, wipte hij de fabriek in. Hij werd een paar passen naar voren werd geslingerd nadat hij zichzelf door de smalle opening had geperst. Zijn voetstappen galmden door de ruimte.

Binnen was het aardedonker en Olivers ogen konden zich niet direct aanpassen. Praktisch verblind door de duisternis voelde Oliver dat zijn reukvermogen probeerde te compenseren voor het gebrek aan zicht. Hij werd zich bewust van de geuren van stof en metaal en de kenmerkende geur van een verlaten gebouw.

Met ingehouden adem wachtte hij tot zijn ogen zich aan hadden aangepast. Zelfs toen had hij niet meer dan een meter zicht. Voorzichtig zocht hij zich een weg door de fabriek heen.

Oliver snakte verwonderd naar adem toen hij bij een enorm bouwwerk van hout en metaal kwam, als een soort reusachtige pan. Hij raakte de zijkant aan en de pan begon als een pendule te zwaaien in het metalen frame. Het draaide ook. Oliver had het vermoeden dat het iets te maken had met het in kaart brengen van het zonnestelsel en de bewegingen van de planeten, draaiend om meerdere assen. Maar waar het bouwwerk precies voor was, dat wist Oliver niet.

Hij liep verder en vond nog een vreemd-uitziend object. Het bestond uit een metalen zuil, aan de bovenkant voorzien van een soort mechanisme arm en aan de onderkant een klauw in de vorm van een hand. Oliver probeerde het draaiwiel en de arm begon te bewegen.

Net als een arcade spel, dacht Oliver.

Het bewoog net als de spellen met gemotoriseerde armen en zo’n klauw waar je nooit een knuffel mee te pakken leek te krijgen. Maar deze was veel groter, alsof hij was ontworpen voor veel meer dan alleen het oppakken van objecten.

Oliver raakte een van de vingers aan de klauwachtige hand aan. Elke vinger had net zoveel gewrichten als een echte hand en elk onderdeel kon bewegen. Oliver vroeg zich af of Armando Illstrom had geprobeerd om zijn eigen robot te maken, maar besloot dat het logischer was als dit een automaton moest voorstellen. Hij had er van alles over gelezen; opwindbare machines in menselijke vorm die specifieke, vooraf geplande handelingen konden uitvoeren, zoals schrijven of typen.

Oliver liep verder. Overal zag hij grote machines, stil en imposant, als gigantische, in de tijd bevroren beesten. Ze waren gemaakt van een combinatie van materialen zoals hout en metaal en bestonden uit veel verschillende onderdelen, zoals radartjes en veren, hendels en katrollen. Ze zaten onder de spinnenwebben. Oliver probeerde een aantal mechanismes en verstoorde daarmee allerlei insecten die een thuis hadden gevonden in de donkere spleten van de machines.

Maar zijn gevoel van verwondering begon te vervagen toen het tot Oliver door begon te dringen dat de fabriek inderdaad in verval was geraakt. En niet recent. Gezien de hoeveelheid stof en spinnenwebben, de manier waarop de mechanismes kraakten en het enorme aantal insecten dat erin woonde, moest het al tientallen jaren geleden zijn.

Met een groeiend gevoel van ellende haastte Oliver zich door de rest van de fabriek. Hij tuurde met tanende hoop in zijkamers en donkere gangen. Er was geen teken van leven te bekennen.

Daar stond hij dan, in een donkere, verlaten fabriek, omringd door de relieken van een man waarvan hij nu wist dat hij hem nooit zou ontmoeten. Hij had Armando Illstrom nodig gehad. Hij had een redder nodig gehad die hem uit zijn neerslachtigheid kon trekken. Maar het was slechts een droom geweest. En nu was die droom verwoest.



*



De hele busreis naar huis voelde Oliver zich gekrenkt en leeg. Hij voelde zich te ellendig om zelfs maar zijn boek te lezen.

Hij bereikte zijn bushalte en stapte uit in de regen. Hij werd drijfnat, maar hij merkte het nauwelijks omdat hij zo bevangen was door zijn ellende.

Toen hij bij zijn nieuwe huis arriveerde, herinnerde Oliver zich dat hij nog geen eigen sleutel had. Naar binnen gaan leek een extra wrede klap op een al wanhopig sombere dag. Maar hij had geen keus. Dus hij klopte op de deur en zette zich schrap.

De deur werd in een snelle beweging geopend. Voor hem stond Chris, met een demonische grijns op zijn gezicht.

“Je bent te laat voor het avondeten,” zei hij met een verrukte glinstering in zijn ogen. “Mam en pap gaan door het lint.”

Oliver hoorde de schrille stem van zijn moeder roepen. “Is dat hem? Is dat Oliver?”

Chris riep terug over zijn schouder. “Ja. En hij ziet eruit als een verdronken rat.”

Hij keek weer naar Oliver, zichtbaar snakkend naar de onvermijdelijke confrontatie. Oliver perste zich langs Chris’ grote, vlezige lichaam naar binnen. Zijn doorweekte kleren dropen en creëerden een plas onder zijn voeten.

Mam haastte zich de gang in en bleef aan de andere kant staan. Ze staarde hem aan. Oliver kon niet zien of ze nu opluchting of woede op haar gezicht had.

“Hi, mam,” zei hij gedwee.

“Kijk nou naar jezelf!” riep ze uit. “Waar ben je geweest?”

Als ze opgelucht was om haar zoon weer thuis te hebben dan liet ze dat niet blijken met een knuffel of iets dergelijks. Olivers moeder deed niet aan knuffels.

“Ik moest na school nog iets doen,” antwoordde Oliver ontwijkend. Hij trok zijn doorweekte trui uit.

“Nerd-les?” begon Chris. Toen lachte hij schaterend om zijn eigen grap.

Mam stak haar hand uit om Olivers trui aan te pakken. “Geef die maar hier. Ik moet hem wassen.” Ze zuchtte luid. “Nu naar binnen. Je eten wordt koud.”

Ze wenkte Oliver de woonkamer in. Oliver zag onmiddellijk dat de spullen in zijn alkoof waren verplaatst. Eerst dacht hij dat het was omdat er een matras was neergelegd en alles erop was gedumpt. Maar toen zag hij de katapult op zijn deken liggen. Daarnaast lag zijn koffer; de sloten waren kapot en de klep stond open. En toen zag hij vol afschuw dat alle spoelen voor zijn onzichtbaarheidsjas over de vloer lagen, verbogen, alsof iemand erop was gaan staan.

Oliver wist meteen dat Chris hier verantwoordelijk voor was. Hij keek hem dreigend aan. Zijn broer keek verwachtingsvol toe, benieuwd naar zijn reactie.

“Heb jij dit gedaan?” wilde Oliver weten.

Chris duwde zijn handen in zijn zakken en leunde naar achteren op zijn hielen, het toonbeeld van onschuld. Hij haalde zijn schouders op. “Ik heb geen idee waar je het over hebt,” zei hij met een betekenisvolle grijns.

Het was de laatste druppel. Na alles dat er de afgelopen twee dagen was gebeurd, de verhuizing, de afschuwelijke ervaringen op school en het verlies van zijn held, kon Oliver het gewoon niet meer aan. Hij explodeerde van woede. Zonder na te denken stormde Oliver op Chris af.

Hij beukte hard tegen zijn broer aan. Chris wankelde nauwelijks naar achteren; hij was zo groot en had duidelijk verwacht dat Oliver naar hem uit zou halen. En hij genoot zichtbaar van Olivers pogingen om met hem te vechten, want hij begon maniakaal te lachen. Hij was zoveel groter dan Oliver dat hij alleen maar een hand op Olivers hoofd hoefde te leggen en hem naar achteren te duwen. Oliver maaide hulpeloos met zijn armen. Hij kwam niet eens bij Chris in de buurt.

“JONGENS! HOU OP MET VECHTEN!” riep pap vanaf de keukentafel.

“Het is Oliver,” schreeuwde Chris terug. “Hij viel me zomaar aan.”

“Je weet dondersgoed waarom!” schreeuwde Oliver. Zijn vuisten maaiden nog steeds door de lucht zonder contact te maken met Chris’ lichaam.

“Omdat ik op je rare kleine spoelen ben gaan staan?” siste Chris, fluisterend zodat zijn ouders hem niet konden horen. “Of omdat ik die stomme katapult kapot heb gemaakt? Je bent echt een freak, Oliver!”

Oliver had zichzelf helemaal uitgeput. Hij ging hijgend naar achteren.

“Ik HAAT deze familie!” schreeuwde Oliver.

Hij stormde naar zijn alkoof, pakte alle beschadigde spoelen en stukjes gebroken draad op, de kapotte hendels en het verbogen metaal, om ze vervolgens zijn koffer in te smijten.

Zijn ouders denderden naar hem toe.

“Hoe durf je!” schreeuwde pap.

“Dat neem je terug!” riep mam.

“Nu zit je echt in de nesten,” zei Chris met een gemene grijns.

Terwijl ze tegen hem stonden te schreeuwen besefte Oliver dat er maar één plek was waar hij naartoe kon ontsnappen. Zijn droomwereld, de plek in zijn verbeelding.

Hij deed zijn ogen dicht en sloot zich af voor hun stemmen.

Toen was hij ineens in de fabriek. Niet de met spinnenwebben bedekte fabriek die hij eerder had bezocht, maar een schone versie, waar alle machines glommen onder felle lichten.

Oliver stond daar en gaapte naar de fabriek in al zijn oude glorie. Maar net als in het echte leven was er geen Armando om hem te begroeten. Geen bondgenoot. Geen vriend. Zelfs in zijn verbeelding was hij helemaal alleen.



*



Pas toen iedereen naar bed was en het huis in complete duisternis was gehuld, kon Oliver aan de slag met het repareren van zijn uitvindingen. Hij wilde optimistisch zijn terwijl hij futselde met de onderdelen en probeerde ze weer aan elkaar te maken. Maar het had geen zin. Het hele ding was vernietigd. Al zijn spoelen en draden waren onherstelbaar beschadigd. Hij zou helemaal opnieuw moeten beginnen.

Hij smeet de onderdelen in zijn koffer en sloeg hem dicht. Nu beide sloten kapot waren, stuiterde het kofferdeksel weer omhoog en bleef het half open staan. Oliver zuchtte diep en zakte op zijn matras in elkaar. Hij trok de deken helemaal tot over zijn hoofd.

Het moest door pure uitputting komen dat Oliver zelfs maar in slaap kon komen die nacht. Maar slapen deed hij. En terwijl hij werd meegevoerd door zijn dromen, stond Oliver weer bij het raam. Hij keek uit op de spichtige boom aan de overkant van de weg. Daar stonden de man en vrouw die hij de vorige nacht ook had gezien, hand in hand.

Oliver bonsde tegen het raam. “Wie zijn jullie?” riep hij.

De vrouw glimlachte moedwillig. Ze had een lieve glimlach; zelfs nog liever dan juffrouw Belfry.

Maar geen van beiden sprak. Ze staarden hem alleen glimlachend aan.

Oliver duwde het raam open. “Wie zijn jullie?” riep hij weer, maar deze keer werd hij overstemd door de wind.

De man en vrouw stonden daar gewoon, zwijgend, hand in hand, beide met een warme en uitnodigende glimlach op hun gezicht.

Oliver wilde door het raam naar buiten klimmen. Maar op dat moment begonnen de figuren te flikkeren en te schokken, alsof ze hologrammen waren en de lampen uitgingen. Ze begonnen te verdwijnen.

“Wacht!” riep hij. “Ga niet weg!”

Hij viel door het raam en rende over straat. Met elke stap die hij nam vervaagden ze verder.

Toen hij bij hen was, waren ze nauwelijks nog zichtbaar. Hij reikte naar de hand van de vrouw, maar zijn hand ging door de hare heen, alsof ze een geest was.

“Vertel me alsjeblieft wie jullie zijn!” smeekte hij.

De man deed zijn mond open om iets te zeggen, maar zijn stem werd overstemd door de gierende wind. Oliver begon wanhopig te worden.

“Wie zijn jullie?” vroeg hij weer, schreeuwend om boven de wind uit te komen. “Waarom houden jullie me in de gaten?”

De man en vrouw vervaagden snel. De man sprak weer en deze keer hoorde Oliver een zacht gefluister. “Je hebt een lotsbestemming…”

“Wat?” stamelde Oliver. “Wat bedoel je? Ik begrijp het niet.”

Maar voor ze nog iets konden zeggen, waren ze vervaagd. Ze waren verdwenen.

“Kom terug!” schreeuwde Oliver in het niets.

Toen, alsof ze in zijn oor fluisterde, hoorde hij de stem van de vrouw zeggen, “Je zult de mensheid redden.”

Olivers ogen gingen open. Hij lag weer in zijn bed in de alkoof, badend in het doffe, blauwe licht dat door het raam naar binnen viel. Het was ochtend. Hij voelde zijn hart hevig tekeergaan.

De droom had hem diep geraakt. Wat bedoelden ze met dat hij een lotsbestemming had? Met het redden van de mensheid? En wie waren ze eigenlijk? Verzinsels van zijn verbeelding, of iets anders? Het was allemaal te veel om te bevatten.

Naarmate de initiГ«le schok van de droom begon te vervagen, voelde Oliver iets anders de overhand krijgen. Hoop. Ergens, diep vanbinnen, had hij het gevoel dat dit een belangrijke dag zou zijn en dat alles zou veranderen.




HOOFDSTUK VIER


Olivers goede humeur werd nog beter toen hij zich realiseerde dat zijn eerste les van de dag natuurkunde was. Dat betekende dat hij juffrouw Belfry weer zou zien. Zelfs toen hij de speelplaats overstak en basketballen ontweek waarvan hij vermoedde dat ze op zijn hoofd waren gemikt, voelde Oliver zich steeds vrolijker.

Hij bereikte de trap en gaf zich over aan de drukte terwijl de leerlingen hem als een surfer naar de derde verdieping tilden. Toen baande hij zich een weg naar de overloop en liep hij richting het klaslokaal.

Hij was er als eerste. Juffrouw Belfry was al binnen, gekleed in een grijze linnen jurk. Ze was bezig om een rij kleine modellen op haar bureau neer te zetten. Oliver zag een kleine tweedekker, een heteluchtballon, een ruimteraket en een modern vliegtuig.

“Gaat de les van vandaag over de luchtvaart?” vroeg hij.

Juffrouw Belfry schrok even; ze had duidelijk niet doorgehad dat een van haar leerlingen binnen was gekomen.

“Oh, Oliver,” zei ze stralend. “Goedemorgen. Ja, inderdaad. Ik heb het vermoeden dat jij wel het een en ander weet over dit soort uitvindingen.”

Oliver knikte. Zijn uitvindersboek bevatte een heel hoofdstuk over de luchtvaart, van de eerste ballonnen van de Franse gebroeders Montgolfier en het eerste vliegtuig ontwerp van de gebroeders Wright, tot aan ruimtevaarttechniek. Net als de rest van het boek had hij dit hoofdstuk zo vaak gelezen dat hij het meeste uit zijn hoofd wist.

Juffrouw Belfry glimlachte, alsof ze al had geraden dat Oliver een bron van kennis zou zijn over dit specifieke onderwerp.

“Je moet me misschien helpen om de fysica aan de anderen uit te leggen,” zei ze tegen hem.

Oliver ging blozend zitten. Hij haatte het om in het bijzijn van zijn klasgenoten te spreken, vooral omdat ze al vermoedden dat hij een nerd was. Het bevestigen van hun vermoedens voelde alsof hij meer liet zien dan hij wilde. Maar juffrouw Belfry had iets geruststellend. Alsof ze vond dat Olivers kennis iets was om trots op te zijn, in plaats van te bespotten.

Oliver koos een plekje voorin de klas. Als hij dan toch gedwongen werd om hardop te spreken, had hij liever niet dertig paar ogen die hem over hun schouders aanstaarden. Op deze manier zou hij zich in elk geval alleen bewust zijn van de vier andere leerlingen op de voorste rij.

Op dat moment begonnen Olivers klasgenoten naar binnen te stromen. Het werd luidruchtig in de klas. Oliver had nooit begrepen hoe het kon dat anderen zoveel te bespreken hadden. Hoewel hij eindeloos kon praten over uitvinders en uitvindingen, had hij niet de drang om over veel andere dingen te kletsen. Het verbijsterde hem altijd hoe makkelijk andere mensen met elkaar converseerden en hoeveel woorden ze verspilden aan onderwerpen die voor hem heel onbelangrijk leken.

Juffrouw Belfry begon met de les en zwaaide met haar handen in een poging iedereen stil te krijgen. Oliver had medelijden met haar. Het leek altijd een gevecht om de leerlingen zover te krijgen dat ze luisterden. En zij was zo lief en zachtaardig dat ze nooit haar stem verhief of schreeuwde, dus het kostte veel tijd om iedereen stil te krijgen. Maar uiteindelijk hield het geklets op.

“Vandaag, leerlingen,” begon juffrouw Belfry, “heb ik een probleem dat opgelost moet worden.” Ze hield een ijsstokje omhoog. “Ik vraag me af of iemand mij kan vertellen hoe ik dit kan laten vliegen.”

Er ging geroezemoes door de klas.

“Gewoon gooien!” riep iemand.

Juffrouw Belfry deed wat er werd voorgesteld. Het ijsstokje kwam zo’n zestig centimeter voor haar voeten op de grond terecht.

“Hmm, ik weet niet wat jullie ervan vinden,” zei juffrouw Belfry, “maar wat mij betreft zag dat er meer uit als vallen. Ik wil dat het vlíégt. Dat het door de lucht zeilt, in plaats van dat het op de grond valt.”

Paul, de jongen die Oliver tijdens de laatste les had getreiterd, riep de volgende suggestie. “Waarom schiet u het niet weg met een elastiekje? Zoals een katapult.”

“Dat is een goed idee,” zei juffrouw Belfry met een knikje. “Maar er is iets dat ik jullie nog niet verteld heb. Dit stokje is in werkelijkheid drie meter lang.”

“Maak dan een drie meter brede katapult!” riep iemand.

“Of zet er raketwerpers op!” viel een ander bij.

De klas begon te lachen. Oliver verschoof in zijn stoel. Hij wist precies hoe hij het ijsstokje kon laten vliegen. Het kwam allemaal neer op fysica.

Juffrouw Belfry slaagde erin om de klas weer te bedaren.

“Dit was precies het probleem waar de gebroeders Wright mee geconfronteerd werden toen ze het eerste vliegtuig probeerden te maken. Hoe ze de vlucht van een vogel na konden bootsen. Hoe ze dit” – ze draaide het stokje horizontaal – “konden veranderen in vleugels waarmee ze in de lucht konden blijven. Weet iemand hoe ze dat hebben gedaan?”

Haar blik ging onmiddellijk naar Oliver. Hij slikte. Hoe erg hij het ook vond om hardop te praten, eigenlijk wilde hij wanhopig graag aan juffrouw Belfry bewijzen hoe slim hij was.

“U moet opwaartse druk creëren,” zei hij zachtjes.

“Wat zei je?” zei juffrouw Belfry, hoewel Oliver wist dat ze hem prima had verstaan.

Voorzichtig sprak hij iets luider. “U moet opwaartse druk creëren.”

Hij had zijn zin nog niet afgemaakt of Oliver voelde zijn wangen al rood worden. Hij voelde de verandering in de klas, de spanning van de andere leerlingen. Die dertig paar ogen die hij had willen ontwijken? Oliver voelde ze praktisch in zijn rug branden.

“En wat is opwaartse druk?” vervolgde juffrouw Belfry.

Oliver bevochtigde zijn droge lippen en slikte zijn angst door. “Opwaartse druk is het tegenovergestelde van zwaartekracht. Zwaartekracht trekt objecten altijd naar het midden van de aarde. Opwaartse druk is de kracht die dit tegenwerkt.”

Achter zich hoorde hij Paul spottend fluisteren. “Opwaartse druk is de kracht die dit tegenwerkt.”

Er ging een golf van gelach door de klas. Oliver voelde zijn spieren zich defensief spannen.

Juffrouw Belfry had blijkbaar niets door.

“Hmm,” zei ze, alsof dit allemaal nieuw voor haar was. “Dat klinkt ingewikkeld. De zwaartekracht tegengaan? Is dat niet onmogelijk?”

Oliver schoof ongemakkelijk heen en weer in zijn stoel. Hij wilde echt niets meer zeggen, als dat gefluister maar ophield. Maar het was duidelijk dat niemand anders het antwoord wist en juffrouw Belfry keek hem aan met haar glinsterende, bemoedigende ogen.

“Helemaal niet,” antwoordde Oliver, die eindelijk toehapte. “Om opwaartse druk te creëren moet je alleen veranderen hoe snel de lucht om iets heen stroomt, wat kan door simpelweg de vorm van het object te veranderen. Dus met uw ijsstokje heeft u alleen een soort kam aan de bovenkant nodig. Dat betekent dat wanneer het stokje voorwaarts beweegt, de lucht die erboven en eronder door stroomt anders gevormde paden heeft. Aan de bovenkant is het pad gebogen, terwijl het onder de vleugel vlak en onverstoord is.”

Oliver was klaar en drukte onmiddellijk zijn lippen op elkaar. Hij had niet alleen haar vraag beantwoord, hij had een uitgebreide uitleg gegeven. Hij had zich laten meeslepen in zijn enthousiasme en nu zou hij er genadeloos om bespot worden. Hij zette zich schrap.

“Kun je dat voor ons tekenen?” vroeg juffrouw Belfry.

Ze wilde Oliver een krijtje geven. Hij staarde er met grote ogen naar. Praten was één ding, maar als een doelwit voor de klas staan was iets heel anders!

“Liever niet,” mompelde hij.

Toen zag hij het begrip in juffrouw Belfry’s ogen. Ze moest beseft hebben dat ze hem tot het randje van zijn persoonlijke grenzen had geduwd, eroverheen zelfs, en dat ze hem nu iets onmogelijks vroeg.

“Bij nader inzien,” zei ze, terwijl ze een stap naar achteren deed, “misschien wil iemand anders proberen om te tekenen wat Oliver net uitlegde?”

Samantha, een van de brutale leerlingen die dol was op aandacht, sprong op en griste het krijtje uit juffrouw Belfry’s hand. Samen liepen ze naar het bord en juffrouw Belfry hielp Samantha om een diagram te tekenen van wat Oliver beschreven had.

Maar zodra juffrouw Belfry met haar rug naar de klas stond, voelde Oliver iets tegen de achterkant van zijn hoofd. Hij draaide zich om en zag een propje papier bij zijn voeten liggen. Hij bukte zich en raapte het op. Maar hij wilde het niet openmaken, want hij wist dat het een wreed briefje was.

“Hé…” siste Paul. “Negeer me niet. Lees dat briefje!”

Gespannen streek Oliver de prop papier glad op zijn bureau. Geschreven in een afschuwelijk slecht handschrift stond er Weet je wat er nog meer kan vliegen?

Op dat moment voelde hij nog iets tegen zijn hoofd. Nog een propje. Die werd gevolgd nog een propje, toen nog één en nog één.

“HEE!” riep Oliver, die opsprong en zich kwaad omdraaide.

Ook juffrouw Belfry draaide zich om. Fronsend keek ze naar de klas.

“Wat is er aan de hand?” wilde ze weten.

“We proberen alleen dingen te vinden die kunnen vliegen,” zei Paul onschuldig. “Eentje moet Oliver per ongeluk geraakt hebben.”

Juffrouw Belfry keek sceptisch. “Oliver?” vroeg ze terwijl ze hem aankeek.

Oliver ging weer in zijn stoel zitten. “Het is waar,” mompelde hij.

Inmiddels had de onstuimige Samantha haar diagram klaar en kon juffrouw Belfry haar aandacht weer op de klas vestigen. Ze wees naar het bord, waarop nu een diagram van een vleugel was gerekend, niet recht maar gebogen zoals een zijwaarts uitgerekte druppel. Twee stippellijnen gaven de paden aan van de lucht die boven en onder de vleugel passeerde. De luchtstroom die over de gebogen vleugel heen ging zag er anders uit vergeleken met de luchtstroom die eronder door ging.

“Zoiets?” zei juffrouw Belfry. “Maar ik begrijp nog steeds niet hoe dat opwaartse druk produceert.”

Oliver wist maar al te goed dat juffrouw Belfry het wel wist, maar nu hij net met propjes papier was bekogeld wilde hij liever niets meer zeggen.

Toen realiseerde hij zich iets. Het maakte niet uit wat hij deed, het pesten zou toch niet ophouden. Hij kon daar zwijgend blijven zitten en gepest worden omdat hij niets deed, of hij kon zijn mond opentrekken en gepest worden vanwege zijn intelligentie. Toen besefte hij aan welke keuze hij de voorkeur gaf.

“Omdat als de lucht op die manier verschillende paden volgt, er een neerwaartse druk wordt gecreëerd,” legde hij uit. “En als we Isaac Newtons derde wet van beweging nemen – dat elke actie een gelijke of tegengestelde reactie produceert – kun je zien hoe de resulterende reactie op die druk, naar de neerwaartse druk, is dat de lucht die onder de vleugel doorgaat de opwaartse druk creëert.”

Hij deed zijn armen over elkaar en leunde achterover in zijn stoel.

Juffrouw Belfry keek triomfantelijk. “Dat is helemaal goed, Oliver.”

Ze wendde zich weer tot het bord en tekende pijlen. Oliver voelde een propje papier tegen zijn hoofd komen, maar deze keer reageerde hij niet eens. Het kon hem niet meer schelen wat zijn klasgenoten van hem vonden. Ze waren waarschijnlijk gewoon jaloers dat hij hersens had en coole dingen wist over Isaac Newtons wetten, terwijl zij alleen maar propjes papier naar anderen konden gooien.

Hij bleef met zijn armen over elkaar zitten, negeerde de propjes papier die tegen zijn hoofd aan gegooid werden en concentreerde zich op juffrouw Belfry’s tekening. Ze tekende een pijl die naar beneden wees. Daarnaast schreef ze neerwaartse druk. Naast de pijl die omhoog wees, schreef ze opwaartse druk.

“Hoe zit het dan met heteluchtballonnen?” vroeg een stem van achteruit de klas. “Die werken helemaal niet zo, maar ze vliegen wel.”

Oliver draaide zich om in zijn stoel om naar de eigenaar van de stem te zoeken. Het was een chagrijnig uitziend kind – donkere, borstelige wenkbrauwen, een kuiltje in zijn kin – die samen met Paul propjes had gegooid.

“Nou, daar gaat het om een compleet andere wet,” legde Oliver uit. “Dat werkt omdat hete lucht opstijgt. De gebroeders Montgolfier, die de luchtballon hebben uitgevonden, beseften dat als je de lucht in een soort envelop vangt, zoals een ballon, die opstijgt vanwege de lagere dichtheid van de hete lucht erin, vergeleken met de koude lucht erbuiten.”

Olivers uitleg deed de jongen alleen maar bozer kijken. “En raketten dan?” daagde hij hem verder uit. “Die zijn niet opstijgend zoals jij net zei. Maar ze gaan wel omhoog. En ze vliegen. Hoe werkt dat dan, slimmerik?”

Oliver glimlachte alleen maar. “Dat komt weer neer op Isaac Newtons derde bewegingswet. Alleen hierbij gaat het om stuwkracht, niet om opwaartse druk. Stuwkracht is dezelfde kracht die een stoomtrein laat bewegen. Een grote ontploffing aan een uiteinde produceert een tegengestelde reactie van stuwkracht. Alleen een raket moet de ruimte in, dus de explosie moet echt groot zijn.”

Oliver voelde dat hij opgewonden werd terwijl hij hierover praatte. Het kon hem niet eens schelen dat alle leerlingen hem aanstaarden alsof hij een freak was.

Hij draaide zich weer naar voren. Daar stond juffrouw Belfry met een trotse glimlach op haar gezicht.

“En weet je wat al deze uitvinders gemeen hadden?” zei ze. “De Montgolfiers en de Wrights en Robert Goddard, die de eerste door vloeibare brandstof aangedreven raket lanceerde? Dat zal ik je vertellen. Ze deden dingen waarvan iedereen had gezegd dat het onmogelijk was! Hun uitvindingen waren gestoord. Stel je voor dat iemand zei dat we de principes van eeuwenoude Chinese katapulten konden gebruiken om iemand de ruimte in te lanceren! En toch werden ze baanbrekende uitvinders wiens uitvindingen de wereld hebben veranderd en het hele traject van de mensheid!”

Oliver wist dat ze het tegen hem had, dat ze hem wilde laten weten dat ongeacht wat mensen deden of zeiden, hij zich nooit moest laten intimideren.

Toen gebeurde er iets opmerkelijks. In reactie op juffrouw Belfry’s passie en enthousiasme, viel er een verbijsterde stilte in de klas. Het was niet de gespannen stilte voor een aanval, maar de nederige stilte van leerlingen die iets geleerd hadden dat hen inspireerde.

Oliver kreeg een heerlijk gevoel in zijn buik. Juffrouw Belfry was echt de beste lerares. Zij was de enige die iets had laten zien dat in de buurt kwam bij de opwinding die hij voelde voor natuurkunde en wetenschap en uitvinders. Haar enthousiasme had zelfs zijn rumoerige klasgenoten tot bedaren gebracht, al was het dan maar voor even.

Op dat moment deed een enorme windvlaag de ramen klapperen. Iedereen sprong op en keek naar de grijze lucht.

“Het ziet ernaar uit dat de storm komt opzetten,” zei juffrouw Belfry.

Ze had het nog maar nauwelijks gezegd of de stem van de rector klonk over de intercom.

“Studenten, we hebben zojuist een waarschuwing ontvangen van de Nationale Weerdienst. Dit wordt de storm van de eeuw, een storm zoals we nog nooit hebben meegemaakt. We weten niet wat we kunnen verwachten. Dus voor de zekerheid heeft de burgemeester besloten alle lessen voor de rest van de dag te schrappen.”

Iedereen begon opgewonden te roepen en Oliver moest zijn best doen om de laatste woorden van de rector te kunnen horen.

“De storm zal ons ergens in het komende uur treffen. Buiten staan bussen. Ga alsjeblieft direct naar huis. De officiële waarschuwing is om niet buiten te staan als de storm over ongeveer een uur hier is. Dit is een waarschuwing voor de hele stad, dus jullie ouders zullen jullie thuis opwachten. Iedereen die betrapt wordt op spijbelen riskeert schorsing.”

Het leek niemand iets te kunnen schelen. Het enige dat tot hen doordrong was dat de school uit was en daar zouden ze volop van profiteren. Ze grepen hun boeken en stormden als een kudde bizons het lokaal uit.

Oliver nam de tijd om zijn spulletjes bij elkaar te pakken.

“Je hebt het geweldig gedaan vandaag,” zei juffrouw Belfry tegen hem terwijl ze haar modellen in haar tas deed. “Kom je veilig thuis?” Ze leek oprecht bezorgd om zijn welzijn.

Oliver knikte om haar gerust te stellen. “Ik neem de bus met de rest,” zei hij. Toen besefte hij dat dit betekende dat hij een reis met Chris moest zien te overleven. Hij huiverde.

Oliver zwaaide zijn rugtas over zijn schouder en volgde de rest van de scholieren naar buiten. De lucht was zo donker dat hij bijna zwart was. Het voelde heel onheilspellend.

Met gebogen hoofd liep Oliver naar de bushalte. Maar op dat moment zag hij iets achter zich, iets dat veel enger was dan een donkere wolk in een tropische storm: Chris. Uiteraard in het gezelschap van zijn trawanten.

Oliver draaide zich om en zette het op een rennen. Hij rende regelrecht naar de eerste bus. Die zat al vol met scholieren en stond op het punt om te vertrekken. Zonder zelfs maar te kijken waar de bus heen ging, sprong Oliver naar binnen.

Net op tijd. Het mechanisme siste en de deur ging achter hem dicht. Een fractie van een seconde later verscheen Chris aan de andere kant, een dreigende blik op zijn gezicht. Zijn trawanten kwamen naast hem staan en staarden Oliver aan door de deur, die niet veel meer was dan een dunne glasplaat.

De bus vertrok en Oliver zag hun woedende gezichten voorbijglijden.

Hij tuurde uit het raam terwijl de bus vaart begon te maken. Tot Olivers afgrijzen stormden Chris en zijn trawanten meteen naar eerstvolgende bus. Ook die vertrok en reed vlak achter zijn bus aan.

Oliver slikte. Nu Chris en zijn vrienden slechts één bus achter hem zaten, wist hij dat als ze hem zouden zien uitstappen, zij dat ook zouden doen. Dan zouden ze hem bespringen en hem in elkaar slaan. Hij beet op zijn lip, niet wetend wat hij nu moest doen. Als hij nu zijn onzichtbaarheidsjas maar had. Die zou hij nu goed kunnen gebruiken!

Ineens leek de hemel open te splijten. De regen kwam met bakken uit de lucht en de hemel werd verlicht door bliksemschichten. Een uur voordat de storm zou treffen? dacht Oliver. Hij was er al.

De bus reed gevaarlijk zwenkend over de weg. Oliver greep de metalen stang en botste tegen de andere scholieren aan. Zijn onheilspellende voorgevoel was nu veranderd in angst.

Er joeg nog een bliksemschicht door de lucht. De scholieren in de bus piepten van angst.

Toen besefte Oliver dat hij de storm misschien in zijn voordeel kon gebruiken. Aangezien het geen optie was om bij zijn eigen halte uit te stappen nu hij door Chris’ vrienden in de gaten werd gehouden, zou hij onverwachts de bus moeten verlaten. Opgaan in de drukte. En dankzij de stromende regen en algehele desoriëntatie was dat misschien mogelijk.

Op dat moment kwam de bus tot stilstand. Een grote groep scholieren verdrong zich richting de deur. Oliver keek om zich heen en zag dat ze net aan de rand van de goede buurt waren, waar blijkbaar het grootste deel van de leerlingen op Campbell Junior High woonde. Oliver kende de buurt niet zo goed, maar hij had een vaag idee van waar het was ten opzichte van zijn eigen wijk.

Dus volgde hij de anderen en stapte hij bij een onbekende halte uit de bus. Het plensde van de regen. Hij probeerde tussen de anderen te blijven, maar tot zijn wanhoop gingen alle scholieren een andere richting op, en snel ook, om aan het weer te ontsnappen. Voordat Oliver met zijn ogen kon knipperen stond hij helemaal alleen op de stoep.

Nog geen seconde later kwam de tweede bus aan. Oliver zag Chris door het beslagen raam. Toen was het duidelijk dat Chris Oliver ook had gezien, want hij begon opgewonden te wijzen en leek iets naar zijn vrienden te roepen. Oliver had geen vertaler nodig om te weten wat Chris’ gebaren betekenden. Hij kwam hem halen.

Oliver ging ervandoor.

Hij wist niet precies waar hij was, maar hij rende. Hij rende de kant op waarvan hij zeker wist dat het min of meer de richting van zijn huis was.

Oliver rende en rende zonder achterom te kijken. Regen en wind sloegen in zijn gezicht en maakten het hem moeilijk om vooruit te komen, maar dit was een van de weinige situaties waarin klein zijn een voordeel was. Chris zou worstelen om zijn lompe lijf vooruit te krijgen, wist Oliver, terwijl hij behendig was.

Maar, besefte Oliver, Chris was niet zijn enige probleem. Zijn vrienden waren bij hem. Vooral het meisje was snel. Oliver wierp een blik over zijn schouder en zag dat ze de afstand tussen hen verkleinde.

Oliver passeerde een aantal winkels en dook een steeg in die naar een achterafstraatje leidde. Hij ontweek obstakels zoals achtergelaten winkelwagentjes en lege dozen die door de wind waren meegevoerd.

Toen ging hij een hoek om. Gedurende een paar seconden was hij uit het zicht van de pestkoppen die achter hem aan zaten.

Toen een sterke windvlaag een afvalcontainer omverblies, kreeg Oliver ineens een idee. Zonder te aarzelen sprong hij in de container. Hij kroop over rottend voedsel en lege verpakkingen tot hij helemaal uit het zicht was. Toen krulde hij zich op als een kat en wachtte.

Hij zag de voeten van het meisje in zicht komen. Ze stopte en liep een rondje, alsof ze naar hem zocht. Toen hoorde Oliver meer voetstappen en zag dat Chris en hun andere vrienden erbij kwamen staan.

“Waar is hij heen gegaan?” hoorde hij een van hen roepen.

“Hoe kon je hem nu kwijtraken?” klonk Chris’ bekende stem.

“Hij was hier en het volgende moment was hij verdwenen!” riep het meisje terug.

Oliver bleef doodstil zitten. Zijn hart bonkte in zijn keel en zijn ledematen trilden van de inspanning.

“Hij heeft een van zijn spreuken gedaan,” zei Chris.

In zijn stinkende, donkere afvalcontainer, fronste Oliver zijn wenkbrauwen. Waar had Chris het over?

“Dat is zo bizar,” zei het meisje. “Bedoel je dat hij zichzelf heeft laten verdwijnen?”

“Ik zei het je toch?” antwoordde Chris. “Hij is een freak.”

“Misschien is hij wel bezeten,” zei een van de jongens.

“Doe niet zo idioot,” antwoordde Chris. “Hij is niet bezeten. Maar er is echt iets mis met hem. Geloven jullie me nu?”

“Ik wel,” zei het meisje, maar Oliver merkte dat haar stem nu verder weg klonk.

Hij tuurde naar de plek waar haar voeten hadden gestaan en zag dat ze nu uit het zicht waren. Chris en zijn trawanten gingen weg.

Oliver wachtte. Zelfs nadat hun denigrerende gesprek over hem was vervaagd, durfde hij niet uit de afvalcontainer te komen. Er was nog altijd een kans dat een van hen was blijven wachten voor het geval dat hij uit zijn schuilplaats zou komen.

Al snel begon het echt te plenzen. Oliver hoorde de regen hard tegen de metalen afvalbak kletteren. Pas toen wilde hij geloven dat Chris echt weg was. Hoe graag hij Oliver ook in elkaar wilde slaan, hij zou niet in de regen blijven wachten. En Oliver wist zeker dat zijn vrienden dat ook niet zouden doen.

Toen hij zeker wist dat het veilig was, wilde Oliver uit de afvalbak kruipen. Maar net toen hij naar voren kroop, kwam er een enorme windvlaag die hem weer naar achteren blies. De wind moest van richting zijn veranderd, want ineens voelde Oliver de afvalbak bewegen. De wind was zo sterk dat hij de afvalbak over de straat heen blies!

Oliver greep zich vast aan de randen van zijn metalen gevangenis. Angstig en gedesoriГ«nteerd tolde hij rond en rond en rond. Hij voelde zich misselijk van de paniek, misselijk van de bewegingen. Oliver wenste dat het zou ophouden, maar het bleef maar doorgaan. Hij werd door elkaar heen geschud.

Ineens klapte Olivers hoofd hard tegen de zijkant van de afvalbak aan. Hij zag sterretjes. Hij sloot zijn ogen. En toen werd alles zwart.



*



Olivers ogen gingen open en hij zag de sferische metalen gevangenis waar hij in zat. Het rollen was gestopt, maar hij kon nog steeds het kabaal van de storm horen. GedesoriГ«nteerd knipperde hij met zijn ogen. Zijn hoofd bonkte nog van de klap.

Hij had geen idee hoe lang hij bewusteloos was geweest, maar hij was nu bedekt met stinkend afval. Hij werd overspoeld door een golf van misselijkheid.

Snel kroop Oliver naar de voorkant van de afvalbak en tuurde naar buiten. De lucht was donker en de regen kwam met bakken uit de hemel.

Oliver krabbelde uit de afvalbak. Het was ijskoud en binnen enkele seconden was hij helemaal doorweekt. Hij wreef over zijn armen om er iets van warmte in te krijgen. Rillend keek Oliver om zich heen, in een poging zich te oriГ«nteren.

Ineens drong het tot hem door waar hij was, waar de wind de afvalbak heen had geblazen. Hij was bij de fabriek! Alleen deze keer, zag Oliver, brandde er licht binnen.

Zijn mond viel open. Hielden zijn ogen hem voor de gek? Misschien had die klap op zijn hoofd hem wel een hersenschudding opgeleverd.

Het regende onophoudelijk. De lichten in de fabriek gloeiden als een soort baken en trokken hem aan.

Oliver haastte zich erheen. Hij bereikte het gras waar de fabriek door omgeven werd. Het gras sopte onder zijn voeten, drassig van de stortbui. Toen liep hij om de zijkant van het gebouw heen en vertrapte de klimop en brandnetels in zijn haast om bij de achterdeur te komen. Hij trof de deur aan zoals hij hem had achtergelaten; op een kier, net wijd genoeg om zichzelf doorheen te persen.

Toen hij dat deed, stond hij in dezelfde duistere ruimte. Hij rook dezelfde stoffige geur, hoorde dezelfde verlaten echo.

Oliver stopte, opgelucht om uit de regen te zijn. Hij wachtte tot zijn ogen zich aan de duisternis hadden aangepast. Toen zag hij dat alles precies zo was als de laatste keer, met stoffige, met spinnenwebben bedekte machines. Behalve…

Oliver zag een hele dunne, rechte gele lijn over de vloer lopen. Geen verf, maar licht. Een lichtstraal. Oliver wist dat elke lichtstraal een bron nodig had, dus hij volgde hem alsof het een spoor van broodkruimels was. De straal liep helemaal naar een massieve bakstenen muur.

Wat bizar, dacht Oliver. Hij stopte en duwde zijn vingers tegen de muur. Licht kan helemaal niet door objecten heen.

Hij rommelde in het schemerige licht en probeerde uit te vinden hoe het licht door een massief object kon vallen. Toen raakte zijn hand ineens iets. Een hendel?

Oliver werd geraakt door een plotselinge opwelling van hoop. Hij trok aan de hendel en sprong naar achteren toen er een luid krakend geluid door de fabriek galmde.

De grond beefde. Oliver wankelde en probeerde rechtop te blijven staan toen de grond onder zijn voeten begon te bewegen.

Hij draaide. Niet alleen hij, maar de muur ook. De muur moest op een draaischijf gebouwd zijn! En terwijl hij draaide, verscheen er een enorme straal goudkleurig licht.

Oliver knipperde met zijn ogen tegen het plotselinge, verblindende licht. Zijn benen voelden wankel door het verschuiven van de vloer.

Toen, net zo snel als het begonnen was, stopte het weer. Er klonk een klik toen de muur zijn nieuwe positie gevonden had. Oliver wankelde, deze keer door de abrupte vertraging.

Hij keek om zich heen en was verbijsterd door wat hij zag. Hij stond nu in een compleet nieuwe vleugel van de fabriek. Die stond vol met ongelofelijke, fantastische uitvindingen! Het waren niet de met spinnenwebben bedekte, krakende, roestende relieken uit het warenhuis. Van de vloer tot het plafond, zover het oog reikte, stonden glimmende, nieuwe, gigantische machines.

Oliver kon zichzelf niet bedwingen. Opgewonden rende hij naar de eerste machine. Die had een beweegbare arm die vlak boven zijn hoofd draaide. Hij dook net op tijd omlaag en zag de hand aan het uiteinde van de arm een gekookt ei in een eierdopje deponeren. Vlak daarnaast pingelden twee automatonhanden op de toetsen van een piano, terwijl daarnaast een grote, koperen metronoom het ritme aangaf.

Hij was zo in beslag genomen en verrukt door de uitvindingen om hem heen dat Oliver niet eens het vreemde komvormige object van de vorige dag opmerkte, of de man die ermee bezig was. Pas toen het vogeltje in een koekoeksklok naar buiten vloog, hij naar achteren wankelde en tegen de man aanbotste, werd Oliver zich ervan bewust dat hij niet alleen was.

Oliver draaide zich met een ruk om. Ineens besefte hij naar wie hij keek. Hoewel hij vele jaren ouder was dan op de foto in zijn boek, wist Oliver dat hij in de ogen van Armando Illstrom keek.

Oliver snakte naar adem. Hij kon het niet geloven. Zijn held was echt hier. Hij stond voor hem, levend en wel!

“Ah!” zei Armando glimlachend. “Ik vroeg me al af wanneer je zou komen.”




HOOFDSTUK VIJF


Oliver knipperde met zijn ogen, verbijsterd door wat hij zag. In tegenstelling tot het stoffige, met spinnenwebben beklede deel van de fabriek aan de andere kant van de mechanische muur, was deze kant licht en warm, glimmend, schoon en bruisend van het leven.

“Heb je het koud?” vroeg Armando. “Je ziet eruit of je door de regen hebt gelopen.”

Olivers blik ging weer naar de uitvinder. Hij was geschokt dat hij nu echt oog in oog stond met zijn held. De seconden gingen voorbij, maar hij stond met zijn mond vol tanden.

Oliver probeerde te zeggen, “Dat klopt,” maar het enige geluid dat uit zijn keel kwam was een soort verward gekreun.

“Kom, kom,” zei Armando. “Ik maak wat warms te drinken voor je.”

Hoewel hij onmiskenbaar de Armando uit zijn uitvindersboek was, had de tijd haar sporen nagelaten op zijn gezicht. Oliver maakte snel wat berekeningen in zijn hoofd; hij wist uit zijn uitvindersboek dat Armando’s fabriek tijdens de Tweede Wereldoorlog operationeel was en dat Armando zelf nauwelijks twintig jaar oud was geweest in de hoogtijdagen van de fabriek. Dat betekende dat hij nu al in de negentig moest zijn! Toen zag hij voor het eerst dat Armando een wandelstok had om zijn fragiele lichaam te ondersteunen.

Oliver volgde Armando door de fabriek. In het schemerige licht kon hij niet zien wat de grote schimmige vormen om hem heen precies moesten voorstellen, hoewel hij vermoedde dat het meer van Armando’s glorieuze uitvinden waren. Werkende uitvindingen, in tegenstelling tot de machines aan de andere kant van de mechanische muur.

Ze gingen een hal in en Oliver kon nog steeds niet geloven dat dit echt was. Hij bleef verwachten dat hij elk moment wakker kon worden en ontdekken dat dit een droom was, veroorzaakt door de klap die hij tegen zijn hoofd had gehad.

Wat alles nog fantastischer en onwerkelijker maakte voor Oliver, was de fabriek zelf. Die was ontworpen als een konijnenheuvel, een labyrint met deuren en welvingen en gangen en trappen, die allemaal uitkwamen in de grote fabriekshal. Zelfs toen hij de vorige dag helemaal om de fabriek heen was gelopen, was hem niets bijzonders in de architectuur opgevallen, geen tekenen van externe trappen en dergelijke. Maar de fabriek zelf was zo enorm, redeneerde hij, dat het vanaf de buitenkant gewoon een enorme bakstenen rechthoek leek. Niemand zou vanaf de buitenkant kunnen raden hoe het interieur eruitzag. En niemand zou het verwachten. Hij wist dat Armando bekend stond als absurd, maar de manier waarop deze fabriek was ontworpen was ronduit bizar!

Oliver keek om zich heen terwijl hij liep. Door een deur zag hij een grote machine die leek op het eerste computer-prototype van Charles Babbage. Aan de andere kant van een andere deur bevond zich een ruimte met een torendak, zoals in een kerk, en een mezzanine, waarop een rij gigantische messing telescopen stond, gericht op een enorm glazen raam.

Oliver volgde de trillende uitvinder, voortdurend overweldigd door wat hij zag. Hij tuurde nog een kamer in. Die was gevuld met griezelige, menselijk-uitziende automatons. In de volgende ruimte stond een complete militaire tank, waarop de meest vreemd uitziende wapens bevestigd waren.

“Let maar niet op Horatio,” zei Armando ineens. Oliver schrok op uit zijn gedachten.

Hij zocht om zich heen naar die Horatio terwijl er allerlei machines door zijn gedachten gingen die zo genoemd zouden kunnen zijn. Toen zag hij een verdrietig uitziende bloedhond in een mandje aan zijn voeten liggen.

“Zijn artritis is nog erger dan de mijne, arm beest,” vervolgde Armando. “Het maakt hem erg knorrig.”

Oliver wierp de hond een snelle blik toe. Horatio snoof even terwijl hij langsliep en krulde zich toen met een verveelde zucht weer op.

Armando hobbelde stijfjes een kleine keuken in en Oliver liep achter hem aan. Het was een bescheiden ruimte en erg rommelig; precies het soort keuken dat je zou verwachten bij een man die de afgelopen zeventig jaar had besteed aan het uitvinden van absurde machines die niet werkten.

Oliver knipperde met zijn ogen onder de flikkerende fluorescerende lampen.

“Hou je van tomatensoep?” vroeg Armando ineens.

“Uh…” zei Oliver, nog steeds te sprakeloos om daadwerkelijk iets te zeggen, om zelfs maar te bevatten dat zijn held zojuist had aangeboden om soep voor hem te maken.

“Dat vat ik op als een ja,” zei Armando met een vriendelijke glimlach.

Oliver zag hoe hij twee blikken soep tevoorschijn haalde uit een kastje waarvan het deurtje nauwelijks nog in de scharnieren hing. Toen haalde hij een apparaat uit een lade die qua ontwerp leek op een blikopener, maar zo groot was dat je twee handen nodig had om het ding te bedienen.

“Ze zeggen niet voor niets dat het niet nodig is om het wiel opnieuw uit te vinden,” zei Armando grinnikend toen hij Olivers nieuwsgierige blik zag.

Toen de blikken open waren goot Armando de soep in een pan op het kleine gasstelletje. Oliver merkte dat hij helemaal verstijfd was, niet in staat om te spreken of zelfs maar te bewegen. Hij kon alleen maar staren naar deze man, naar de echte, levende versie van zijn held. Hij moest zichzelf een paar keer in zijn arm knijpen. Maar het was echt. Hij was echt hier. Hij was echt bij Armando Illstrom.

“Ga zitten,” zei Armando terwijl hij twee kommen soep op de gammele tafel zette. “Eet.”

Oliver kon zich nog net herinneren hoe hij moest gaan zitten. Hij nam plaats en besefte dat hij zich behoorlijk vreemd voelde. Armando liet zich langzaam in de stoel tegenover hem zakken. Oliver zag de glazige blik in zijn ogen, de ouderdomsvlekken in zijn gezicht. Alle kenmerken van ouderdom. Toen Armando zijn handen op de tafel legde, zag Oliver dat zijn vingergewrichten rood en gezwollen waren van de artritis.

Olivers maag knorde toen hij de soep rook. Ondanks het feit dat hij ontzettend geschokt en verward was door alles, nam zijn honger de overhand. Voordat hij tijd had om na te denken had hij zijn lepel al gegrepen en een grote hap van de hete, smaakvolle soep genomen. Die smaakte erg lekker en voedzaam. Veel beter dan alles dat zijn ouders ooit voor hem hadden gemaakt. Hij nam nog een hap. Het kon hem niet eens schelen dat de soep zijn gehemelte verbrandde.

“Lekker?” vroeg Armando, die zijn soep een stuk rustiger at, op bemoedigende toon.

Het lukte Oliver om zich enigszins in te houden en tussen zijn monden vol soep te knikken.

“Hopelijk warm je snel op,” voegde Armando vriendelijk toe.

Oliver wist niet of Armando bedoelde dat hij snel zou opwarmen van de ijzige regen, of sociaal. Hij had niet bepaald veel gezegd sinds hij hier was aangekomen, maar hij was zo verward door de storm en toen zo verrast om Armando in levenden lijve te zien, dat zijn spraakvermogen hem volledig in de steek had gelaten!

Hij probeerde nu iets te zeggen door een van zijn brandende vragen te stellen. Maar toen hij zijn mond opendeed kwamen er geen woorden uit, alleen gegaap.

“Je bent moe,” zei Armando. “Natuurlijk. Er is een extra kamer waar je een dutje kunt doen. Ik zal wat dekens pakken, het weer is behoorlijk koud momenteel.”

Oliver knipperde met zijn ogen. “Een dutje?”

Armando knikte. “Je bent toch niet van plan die storm weer in te gaan, of wel? Volgens het laatste bericht van de burgemeester kunnen we verwachten dat we nog zeker een paar uur binnen moeten blijven.”

Voor het eerst dacht Oliver aan zijn ouders. Als ze gehoor hadden gegeven aan de instructies van de burgemeester om naar huis te gaan, wat zou er dan gebeuren als ze ontdekten dat slechts één van hun zoons van school was thuisgekomen? Hij had geen idee hoe lang hij bewusteloos in de afvalbak had gelegen, of hoeveel uren er voorbij waren gegaan terwijl hij door de wind werd meegevoerd. Zouden ze bezorgd zijn?

Toen schudde Oliver zijn zorgen van zich af. Zijn ouders hadden waarschijnlijk niet eens gemerkt dat hij weg was. Waarom zou hij de kans om in een echt bed te rusten laten schieten wanneer het enige dat hem thuis opwachtte een donkere alkoof was?

Hij keek op naar Armando.

“Dat klinkt heel fijn,” zei hij, voor het eerst in staat om een volledige zin uit te brengen. “Dank u wel.” Hij zweeg even en dacht na over wat hij wilde zeggen. “Ik heb zoveel vragen die ik u wil stellen.”

“Ik zal er zijn als je wakker wordt,” zei de oude uitvinder met een vriendelijke glimlach. “Zodra je warm, gevoed en uitgerust bent, kunnen we over alles praten.”

Hij had een betekenisvolle blik in zijn ogen. Om de een of andere reden vroeg Oliver zich af of Armando iets over hem wist, over zijn bizarre krachten, zijn visioenen en wat ze betekenden. Maar Oliver zette die gedachten snel uit zijn hoofd. Natuurlijk wist hij dat niet. Er was niets magisch aan Armando. Hij was gewoon een oude uitvinder in een vreemde fabriek, geen magiГ«r of tovenaar.

Plotseling overvallen door vermoeidheid, kon Oliver niet eens meer helder nadenken. De storm, de stressvolle dagen van de verhuizing en een nieuwe school, het gebrek aan eten, het werd ineens allemaal te veel voor hem.

“Oké,” gaf hij toe. “Maar alleen een kort dutje.”

“Natuurlijk,” antwoordde Armando.

Oliver ging staan en wreef in zijn vermoeide ogen. Armando gebruikte zijn wandelstok om zijn fragiele lichaam overheid te helpen.

“Deze kant op,” zei Armando, gebarend naar de smalle, schemerige gang.

Oliver sjokte vermoeid achter Armando aan. Zijn lichaam voelde nu heel zwaar, alsof hij zo lang zoveel stress en ongelukkigheid had vastgehouden en zich daar nu pas van bewust werd.

Aan het einde van de gang bevond zich een vreemde houten deur die veel lager was dan een normale deur, aan de bovenzijde gewelfd, zoals de deur van een kapel. Er zat zelfs een klein raampje in, omlijst met gepolijst ijzer.

Armando deed de deur open en wenkte Oliver naar binnen. Oliver voelde een nerveuze anticipatie toen hij over de drempel stapte.

De kamer was groter dan hij verwacht had en veel netter dan de keuken. Er stond een groot bed met een zacht, wit dekbed en bijpassende kussens. Op het einde lag een extra wollen deken opgevouwen. Onder een raam met lange blauwe gordijnen stond een houten bureau met kleine oorlogsfiguurtjes. In een hoek van de kamer stond een met stof beklede stoel naast een boekenplank die vol stond met spannend uitziende avonturenverhalen.

Het zag er, in elk opzicht, uit als het soort slaapkamer dat een elfjarige jongen als Oliver zou moeten hebben in plaats van een alkoof in de koude, donkere hoek van een kale woonkamer. Hij werd ineens overspoeld door een golf van verdriet om zijn leven. Maar sterker dan dat verdriet was de dankbaarheid die hij voelde voor deze onverwachte kans om alles te ontsnappen, al was het maar voor een paar uur.

Oliver keek over zijn schouder naar Armando. “Dit is een hele mooie kamer,” zei hij. “Weet u zeker dat u het niet erg vindt als ik hier ben?”

Toen werd hij zich ineens bewust van zijn doorweekte kleren en de modder die hij naar binnen moest hebben gelopen. Maar in plaats van hem te straffen of uit te schelden – zoals zijn ouders gisteren hadden gedaan met zijn doorweekte trui – wierp Armando hem alleen een betekenisvolle glimlach toe.

“Ik hoop dat je goed slaapt en uitgerust wakker wordt,” zei hij. Toen draaide hij zich om en verliet hij de kamer.

Oliver stond daar gedurende één verbijsterend moment, alvorens het tot hem doordrong dat hij te moe was om zelfs maar overeind te blijven staan. Hij wilde nadenken over de vreemde gebeurtenissen die dag, om ze te verwerken. Hij wilde ze opnieuw beleven en ze in zijn geest te ordenen en te catalogiseren. Maar zijn lichaam wilde nu maar één ding en dat was slapen.

Dus trok hij zijn kleren uit, deed een veel te grote pyjama aan die hij in de kast vond en kroop in het bed. Het matras was comfortabel. Het dekbed was warm en rook naar verse lavendel.

Terwijl Oliver zich in het grote, warme bed nestelde, voelde hij zich veiliger dan hij zich ooit in zijn leven had gevoeld. Eindelijk had hij het gevoel dat hij ergens thuishoorde.




HOOFDSTUK ZES


Het was heel stil. Fel zonlicht verwarmde Olivers oogleden. Hij deed ze open. Er viel een straal licht tussen een kier in de gordijnen naar binnen.

Ineens herinnerde Oliver zich waar hij was. Hij ging rechtop zitten, knipperde met zijn ogen en keek rond in de slaapkamer in Armando’s fabriek. Het was allemaal echt. Hij was hier echt.

Het drong tot hem door dat het ochtend was. Zijn dutje was een diepe slaap geworden en hij was de volgende dag pas ontwaakt. Dat zou hem niet moeten verrassen; dit was het warmste, meest comfortabele bed waar hij ooit in had geslapen. Sterker nog, Armando’s fabriek voelde voor Oliver meer als thuis dan al zijn vorige huizen ooit hadden gedaan. Hij nestelde zich onder het dekbed en voelde zich gelukkig en helemaal verliefd op deze plek. Hij wilde hier nooit meer weg.

Maar zijn familie dan? vroeg Oliver zich met een groeiende angst af. Ze moesten inmiddels wel gemerkt hebben dat hij vermist was. Hij was vannacht niet thuisgekomen. Misschien dachten ze dat hij door de storm was weggeblazen. Ze moesten wel bezorgd zijn.

Hoewel die gedachte Oliver zorgen baarde, was er ook een keerzijde. Als ze écht dachten dat hij door de storm was weggeblazen, dan betekende dat misschien dat hij nooit meer naar huis hoefde…

Oliver worstelde met zijn eigen gedachten, bevangen tussen de angst dat hij hen bezorgd had gemaakt en de opwinding van de mogelijkheid die het lot hem schijnbaar geboden had. Uiteindelijk besloot hij om de kwestie met Armando te bespreken.

Als herboren na zijn nachtrust, sprong Oliver uit bed en haastte zich de kamer uit om Armando te zoeken. Hij rende door het netwerk van gangen in een poging de grote fabriekshal te vinden, waar hij vermoedde dat Armando zou zijn. Maar de fabriek was een doolhof. Deuren waarvan hij zeker wist dat hij ze de vorige dag gezien had, waren er nu niet meer. Pas toen hij de keuken vond en Horatio de doezelende bloedhond in zijn mand aantrof, lukte het hem om zich te oriГ«nteren en te bepalen welke richting hij op moest.

Eindelijk kwam hij uit in de fabriekshal. Die was bij daglicht nog indrukwekkender dan hij in het schemerige, stormachtige licht was geweest. Hij kon nu helemaal tot aan het plafond kijken – dat net zo hoog was als dat van een kathedraal – en zag dat er meerdere mechanische vogels op de houten balken zaten. Andere vogels vlogen tussen de dakspanten door. Ze bewogen zich net als echte vogels, behalve het feit dat hun vleugels van messing waren en er rode lichtjes in hun ogen brandden. Hij zag ook vleermuizen, die ondersteboven sliepen met hun grote metalen vleugels voor hun borst gevouwen.

“Hoe in vredesnaam…?” mompelde Oliver hardop, starend naar de talloze vliegende machines boven zijn hoofd.

“Ah, Oliver, goedemorgen,” klonk Armando’s stem.

Olivers blik ging weer omlaag. Daar was Armando. Hij had over een machine gebogen gestaan en rechtte nu zijn rug. Oliver verloor onmiddellijk alle moed om hem te vragen of hij in de fabriek kon blijven.

“Heb je goed geslapen?” vroeg de oude uitvinder.

“Zeker,” zei Oliver. “Sterker nog, ik heb beter dan ooit geslapen. Maar het had alleen een dutje moeten zijn. Waarom heeft u me niet wakker gemaakt toen de storm voorbij was?”

Armando grinnikte. “Dat heb ik geprobeerd, lieve jongen, maar je sliep heel, heel diep. Ik denk dat je dat echt even nodig had.” Hij glimlachte. “Nou, ik had beloofd om je alles te vertellen over mijn fabriek en mijn leven als uitvinder, nietwaar? Wil je eerst ontbijten? Een douche? Schone kleren?”




Конец ознакомительного фрагмента.


Текст предоставлен ООО «ЛитРес».

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию (https://www.litres.ru/pages/biblio_book/?art=51923602) на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.



Если текст книги отсутствует, перейдите по ссылке

Возможные причины отсутствия книги:
1. Книга снята с продаж по просьбе правообладателя
2. Книга ещё не поступила в продажу и пока недоступна для чтения

Навигация